Het verhaal van onze taal

Buitelingen om het woord.
Ditjes en datjes, weetjes en wetjes, het zijn allemaal tjes-woorden. En daarmee zouden ze een plaats kunnen krijgen in het hoofdstuk Blondjes, kroontjespen en stijvenekvoetbal. De taalvirtuoos en -schrijver Wim Daniëls vertelt daarin dat hij als kind speldjes en postzegels verzamelde, later ook suikerzakjes en sigarenbandjes. Buiten de postzegels tjes-woorden. Toen hij wat ouder werd en die interesses ontgroeide, bleef het verzamelen hem in het bloed zitten. Hij stortte zich op woorden. Bijzondere worden. Woorden die alleen in de verkleinvorm voorkomen, die op -kie eindigen, die gesplitst veranderen van betekenis of door een extra letter krankzinnig worden. Woorden waar iets mee ís en woorden waar iets mee wás. Woorden waarmee je kunt spelen en woorden die je kunt kietelen. Je kunt het zo gek niet bedenken wat je met woorden allemaal kán en dan kom je er nóg niet op, want Wim Daniëls die al bijna zijn hele leven taal als dagelijks eten en drinken tot zich neemt en de meester van de taal is, komt nog steeds nieuwe dingen tegen. En met die nieuwe dingen verzint hij dan weer taalspelletjes, zoals het theespel of het tongbreker-spel. Heerlijk voor basisscholieren die je al jong moet opvoeden met heel veel plezier in taal. Als ze op het vervolgonderwijs zitten, kan een inventieve docent vreemde talen met taalspelen doorgaan, doe maar, daag ze maar uit zoals ook Wim Daniëls doet. De Dikke Daniëls is een prachtig voorbeeld.
Lees verder