Als Freya twaalf jaar oud is verliest ze haar beide ouders bij een brand. Haar tante Carole vangt haar liefdevol op en voorkomt dat ze in een weeshuis terecht komt. Via Carole leert het meisje Arthur Crockleford kennen, antiquair en de beste vriend van haar tante. Hij wordt Freya’s mentor in het vak, leert haar van antiek houden, echt van onecht te onderscheiden en ze wordt een ware expert op dat terrein. Maar als ze ouder is verliest Freya haar jeugdliefde door Arthurs schuld en ze wil hem nooit meer zien. Tante Carole blijft ze koesteren, ook na haar huwelijk en scheiding. En dan, als Freya 42 jaar oud is en in een museum werkt, belt Carole haar op. Ze vertelt haar dat Arthur dood is en vraagt haar te komen: de notaris heeft haar verteld dat zij allebei aanwezig moeten zijn als het testament wordt voorgelezen, een teken dat Arthur ook Freya in zijn testament heeft bedacht. Freya haat de nu overleden Arthur nog steeds, maar uit liefde voor haar diep bedroefde tante Carole belooft ze te komen.
Als ze bij Carole is hoort ze dat er vreemde dingen zijn gebeurd. Arthur mankeerde niets, hij zou in zijn eigen winkel van de trap zijn gevallen. En hij had kort daarvoor bezoek gehad van iemand die opmerkelijk grote interesse toonde voor een kostbaar stuk dat nu opeens verdwenen is. Carole en Freya erven de zaak. Maar Arthur heeft ook een bijeenkomst voor ze besproken: een soort antiek-retraite zoals hij die vaker bezocht. Daar komen mensen een weekeind logeren, krijgen een diner en een lezing en – en dáárvoor komen ze vooral – Arthur bezichtigt er hun meegebrachte stukken en vertelt ze of ze kunst of kitsch zijn en wat de waarde van het stuk is. Freya en Carole gaan naar de bijeenkomst. Maar de aanwezigen zijn merkwaardig, de antieke stukken in het landhuis zijn allemaal namaak en de gasten lijken allemaal iets te verbergen te hebben. Zou Arthurs moordenaar tussen hen lopen? Heeft hij het verdwenen kostbare stuk hier verstopt? Kunnen ze in Arthurs dagboeken aanwijzingen vinden om hen op weg te helpen? De raadsels stapelen zich op.
Auteur
CL Miller
Judith Miller
C.L. Miller begon haar schrijfcarrière als assistent voor haar moeder, de van het BBC- programma Antiques Roadshow bekende antiquair Judith Miller (1951 – 2023). Judith Miller schreef de bestseller Miller’s Antiques Price Guide, die de eerste druk beleefde in 1979 en daarna jaarlijks opnieuw uitkwam. Ook schreef Judith meer dan 120 boeken over antiek en interieur.
Haar dochter werd haar redactie assistent. Nadat ze getrouwd was en kinderen kreeg besloot ze haar lang gekoesterde droom om schrijver te worden waar te maken. C.L. Miller woont met haar gezin in een middeleeuws huis in Dedham Vale, Suffolk.
Millers ouders overleden voor dit boek in Engeland uitkwam. ‘Maar,’ zo memoreert de auteur hen, ‘ik werd opgevoed met antiek en boeken en daar ben ik ze eeuwig dankbaar voor.’ Haar moeder had een grote kennis van antiek en heeft de dochter tijdens het schrijven geïnspireerd en behoed voor fouten. Ze draagt het boek niet voor niets aan haar ouders op.
Freya en Carole lossen niet alleen de moord op Arthur op, maar maken ook kennis met de wereld van het namaak-antiek. Kunst of kitsch bepaalt meer dan het leven, de lezer geniet ervan mee.
Een gezellige detective, veel vaart zit er niet in maar dat werkt niet storend. Tenslotte vraagt écht antiek om een voorzichtige behandeling en Miller komt met weetjes die het boek voor antiekliefhebbers her en der nog eens extra opfleuren. Google antiek-termen maar als u ze niet kent: de Martin Brothers-vogel bijvoorbeeld bestaat écht. Ga maar kijken. En dat geldt voor meer dat u tegenkomt in de Moordgids.
Een vakantieboek pur sang.
C.L. Miller – Een moordgids voor antiekverzamelaars. Vertaald uit het Engels (The Antique Hunter’s Guide to Murder) door Nathaly Schrijnder. ISBN 9-789-044-36688-4. 335 pagina’s, € 23,99. Amsterdam: The House of Books 2024.
Deze historische roman beschrijft de periode tussen 1710 en 1755. De hoofdpersoon is baron Alphonse Rochemaure. Centrale gebeurtenissen zijn de vrede van Utrecht en pausverkiezingen in Rome. Alphonse wordt priester en is de secretaris van Melchior de Polignac, die eerst abt was en later kardinaal. Zijn baan als secretaris van de Polignac bracht hem in verschillende steden: Parijs, Utrecht, Rome en Venetië. Alphonse nam het celibaat niet serieus, want in alle woonplaatsen kreeg hij wel een minnares. Naast het verhaal van Alphonse staan er lange stukken over filosofen in het boek. Ook gedachten over geloof en de zin van het leven komen uitgebreid aan bod.
Auteur
Sacha Bem (1940) studeerde filosofie en doceerde jarenlang geschiedenis van de psychologie, wetenschapsfilosofie en cognitieve filosofie aan de Universiteit van Leiden. Hij is de auteur van enkele boeken op deze gebieden. Met deze historische roman debuteert hij op 83-jarige leeftijd.
De auteur is er in geslaagd een goed beeld te geven van de wereld in de achttiende eeuw. Dat komt vooral goed uit in de talrijke reizen die worden beschreven. Zo reist Alphonse in een koets naar Parijs. Hij verlaat de abdij van Noiron om in Parijs secretaris in diplomatieke dienst te worden bij abbé Melchior de Polignac, een belangrijk man aan het hof in Versailles. De reis wordt zeer beeldend beschreven. Vermakelijk is het verslag van een logeerpartij in het kasteel van een rijke familie. Het verslag is zeer gedetailleerd. Zo is er aandacht voor de gang van zaken bij het diner, de gesprekken aan tafel en de gerechten.
Een bijzonder interessant gedeelte handelt over de reis naar Utrecht waar een vredescongres wordt georganiseerd. De Polignac was deelnemer namens Frankrijk. De reis wordt weer uitvoerig beschreven. Ze reizen met twee koetsen, twee bagagewagens en zes charettes beladen met negen grote kisten met wijn. Ze overnachten in Mons. In de nacht is Alphonse getuige van een orgie. Hij is slechts toeschouwer, maar raakt wel opgewonden en verward. In Utrecht aangekomen betrekt het gezelschap een fraaie woning aan een gracht. Delegaties van verschillende landen zijn maandenlang aan het onderhandelen. Ondertussen krijgt Alphonse een verhouding met Johanna. Zij maakt van hem een ervaren minnaar. Zijn ‘baas’ de Polignac wordt benoemd tot kardinaal. Alphonse wordt tot priester gewijd en blijft in dienst van de kardinaal.
De beschrijving van het liefdesleven van Alphonse neemt een grote plaats in. Met een lange rij aantrekkelijke dames deelt hij het bed. Het bijzondere is dat de hoofdpersoon zijn seksuele uitstapjes nogal eens probeert te rechtvaardigen. Als priester trekt hij zich niets aan van de officiële leer van Rome. Hij ziet zichzelf als een buitenissig priester die in alle vrijheid doet wat zijn natuur en geweten hem ingeeft. De gelofte van kuisheid vindt hij maar een kleinmenselijk bedenksel. Hij keert zich wel tegen platvloersheid. Zijn opvatting over erotiek is zeker voor een priester opmerkelijk: Met oprecht en intens beleefde erotiek stel je jezelf open voor de ander en laat je deze in haar menselijke waarde, je verlaagt jezelf ook niet.
Kardinaal Polignac wordt benoemd tot ambassadeur in Rome. Hij vertegenwoordigt daar Frankrijk bij de Heilige Stoel. Alphonse is in Rome de eerste ambassadesecretaris van de kardinaal. Het is heel handig dat hij priester is geworden. Het belangrijkste in dit deel van het boek is de gang van zaken rondom de verkiezing van een nieuwe paus. Alphonse maakt dat een paar keer mee. Iedere keer komt er een conclaaf dat duurt tot er een nieuwe paus is gekozen. We krijgen een goed inzicht in de intriges en het gekonkel die plaatsvinden tijdens zo’n conclaaf. In een leuk hoofdstuk wordt de reis beschreven die Alphonse maakte vanuit Rome. Alles verandert als de kardinaal zijn baan opzegt en terugkeert naar Frankrijk.
Terug in Frankrijk wordt Alphose prior van een klein klooster. Zijn belangrijkste bezigheden zijn studeren en schrijven. Mensen om hem heen verbazen zich over zijn gebrek aan ambitie. Het aanbod om ambassadeur te worden wijst hij af. Hij volgt hiermee Plato na die zei dat het waardevolle tijdloos is en niet op werelds nut is gericht. Alphonse streeft naar een belangeloos leven zonder de tijdelijke gewichtigheid van een politieke of diplomatieke loopbaan. Zijn belangrijkste inzicht is dat hij in het licht van de eeuwigheid, in die overweldigende wereldgeschiedenis, in die onafzienbare ruimte en onder die ontelbare, eeuwig flonkerende hemellichamen, zijn we dan niet allemaal passanten, toevallige kruimel. Met Een passant schreef Sacha Bem een overweldigende historische roman met een rijke inhoud, die een schat aan interessante feiten biedt over een tamelijk onbekende periode. De stijl heel toegankelijk.
Sacha Bem – Een passant. ISBN 978-90-832770-8-0, 560 pagina’s, € 29,95. Obdam: Uitgeverij Doornwater 2023.
De dag nadat Fleur Bourgonje op Texel aankomt om daar, in het dichtershuisje, de verhalen voor haar nieuwe boek Archipel te gaan schrijven, breekt er een storm los. De schapen worden van de dijk gehaald, de ganzen verlaten hun broedplaats, alleen meeuwen en aalscholvers blijven boven de zee cirkelen. Tegen de avond wordt de veerboot uit de vaart gehaald. Bourgonje zocht de milde afzondering van een rustig eiland waar ze haar verhaal vol herinneringen gestroomlijnd op papier kon krijgen. In plaats daarvan krijgt ze storm, een opgelegde isolatie waaruit niet te ontsnappen valt, een nachtmerrie waarin ze gedoemd lijkt voor altijd te dolen. De rust is verdwenen. Ze had op Texel haar herinneringen willen opschrijven aan de eilanden waar zij gedurende haar leven had gewoond, zodat ze met dit patchwork van eilandverhalen een eigen vasteland creëerde. Want, zo wist ze, op al die eilanden lagen haar persoonlijke ervaringen, elk eiland had haar gevormd, was in haar gekropen, had haar gemaakt tot wie ze was. De bundeling van haar eilandverhalen zou een portret opleveren: dit is Fleur Bourgonje, geboren als de dochter van een hoefsmid in het Utrechtse kerkdorp Achterveld, uitgegroeid tot een vrouw, wier karakter medegevormd was door haar vele eilandverblijven. Ze wilde de afstand tussen die eilanden op Texel slechten om zichzelf als eenheid te zien.
De reis vanuit Achterveld begint natuurlijk thuis, in het kerkdorp. Ook als klein meisje werd ze al getrokken door water, in die tijd was het ‘De Vissenkom’, het grootst denkbare waterbassin op aarde, een vijver vol ontelbare kleurloze kleine visje en enkele karpers. De Vissenkom was het doel van de moeders die met hun kinderen aan de wandel gingen en die onderling gesprekken voerden over de tijd, kort daarvoor, dat er ‘moffen’ waren voor wie ze op de vlucht sloegen. Kinderwagens vol kinderen en kostbare dingen, en dan haastig weg, naar het water, waar de mof niet kwam. Mof, het was een woord waarbij de kleine Fleur zich niets anders kon voorstellen dan dat je met de ‘mof moest rennen voor je leven’.
En zo kleurt Bourgonje haar verhalen in, zeer persoonlijk, gevoelsmatig. Of ze haar lezers nu meeneemt naar Paaseiland Rapa Nui of naar Stromboli, Murano of The Claddagh, een van de oudste vissersplaatsen in Ierland aan de monding van de Corrib, waar ze op zoek gaat naar de restanten van foto’s uit 1913. En dan komt Texel weer in beeld, steeds keert ze schrijvend terug naar Texel en naar haar geboortedorp A.
Auteur
Fleur Bourgonje (1946) vertrok na haar middelbare school naar Parijs waar ze de Parijse studentenrevolte van 1968 meemaakte. Ze vertrok in 1971 naar Zuid-Amerika. In de tien jaar dat ze daar verbleef woonde ze in verschillende landen. Ze schreef reportages en artikelen. In 1985 debuteerde ze met de roman Spoorloos, over de positie van vrouwen onder de dictatuur in Chili en Argentinië. Bourgonje schrijft poëzie, verhalen en romans. Dit is haar dertigste boek. Ze ontving de Betje Wolffprijs voor haar gehele oeuvre.
Archipel is een bijzonder boek. Fleur Bourgonje formuleert zo mooi, bijna neuriënd van taal zonder aan mooischrijverij te doen, dat ze haar lezers dwingt langzaam en met verstilde aandacht te lezen. Een boek als een delicatesse. Schitterend geschreven.
In 2013 verscheen ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag de biografie van Huub Oosterhuis onder de titel De paus van Amsterdam (een bijnaam gebaseerd op ’s mans gezag in kerkelijke kringen). In 2023 verscheen naar aanleiding van het overlijden van Oosterhuis een geactualiseerde versie van de biografie. Deze biografie is grotendeels gebaseerd op interviews. De versie van 2023 begint en eindigt met een verslag van de uitvaartdienst in de Westerkerk.
Auteur
Marc van Dijk (1979) is journalist en schrijver. Met filosoof Daan Roovers publiceerde hij Wij zijn de politiek, met ethicusPaul van Tongeren Het wonder van betekenis en met politicus Marjolein Moorman Rood in Wassenaar.
Roeping en priesterwijding
Huub Oosterhuis was als kind een vrome jongen die elke dag met zijn vader naar de Thomaskerk ging. Dat hij vroom was blijkt uit zijn toenmalige opvatting over het ‘Mirakel van Amsterdam’. Het ging om een wonder met een geconsacreerde hostie. Iemand had deze uitgebraakt en in het vuur geworpen. De hostie bleef onaangetast. De kerk zag hierin het bewijs dat Christus werkelijk aanwezig is bij de eucharistie. Huub erkende dit wonder en schreef er een opstel over. Hij kreeg de tweede prijs. Na de lagere school wilde hij naar het kleinseminarie, de vooropleiding voor het priesterschap. Zijn ouders stuurden hem naar het Ignatiuscollege, een jongensschool geleid door jezuïeten. Zijn biechtvader was pater Jan van Kilsdonk. Hij zag in de jongen een priester. Huub had verscheidene malen de ervaring van ‘de roepstem’. Een God die riep, en die roepstem was een bevel, een onontkoombaar dwingende uitnodiging. Na twaalf jaar was zijn opleiding voltooid. Zijn wijding vond plaats op 31 juli 1964 in Maastricht.
De studentenekklesia
In 1960 startte studentenpastor Van Kilsdonk in Amsterdam de Studentenekklesia. De oude Latijnse liturgie werd als onbruikbaar gevoeld. Van Kilsdonk verzocht Oosterhuis een nieuwe Nederlandse liturgie te vervaardigen. Ook zorgde Van Kilsdonk ervoor dat Huub een aanstelling kreeg. De eerste producten waren direct al een succes. Hij probeerde de psalmen, lezingen en gebeden tot een zinvolle eenheid te componeren. De verantwoordelijke bisschop Bekkers was enthousiast. Op het vernieuwde tafelgebed kreeg hij krtiek. Een belangrijk discussiepunt was de kwestie van het celibaat. In Nederland bestond bij sommige bisschoppen enig begrip voor de gehuwde priester, maar Rome bleef onverbiddelijk. In 1969 hield Oosterhuis in een kerkdienst een toespraak over het celibaat en over andere zaken van Rome waarop hij kritiek had. Hij werd ontboden bij de generaal van de jezuïeten in Rome en vervolgens uit de orde gestoten en ontslagen als studentenpastor. De studentenekklesia maakte zich los van de officiële kerk en koos voor een vrije opstelling. Ze stonden voortaan buiten de verantwoordelijkheid van de bisschop van Haarlem.
Liederen
Oosterhuis is vooral bekend om zijn liederen. Hij schreef er 700. Al heel vroeg begon hij met het schrijven kerkliederen. Zijn eerste kerklied Zolang er mensen zijn op aarde/ zolang de aarde vruchten geeft/ zolang zijt Gij ons aller Vader, wij danken U voor al wat leeft schreef hij in 1959. Vele liederen werden opgenomen in gezaghebbende kerkelijke zangbundels en ook in het protestante Liedboek voor de Kerken. Aanvankelijk werden de liederen ook gewaardeerd door de bisschoppen, maar alleen het vroege werk. In 2000 verscheen de Laus Deo nieuwe katholieke bundel, waaruit de liederen van Oosterhuis weggelaten waren. Bisschop Wiertz van Roermond gaf als voornaamste reden dat Oosterhuis de katholieke kerk had verlaten. Oosterhuis ontkende dat. Er was ook geen sprake van excommunicatie en het priesterschap was hem ook niet ontnomen. Hij wees erop dat de liederen ontleend zijn aan de Bijbel. Wiertz miste de kerkelijke traditie. De liederen van Oosterhuis bleven populair. De Acht Mei Beweging had zelfs een grote voorkeur voor zijn liederen. Het lied De steppe zal bloeien werd hun lijflied. De steppe zal bloeien/de steppe zal lachen en juichen.
De biografie besteedt veel aandacht aan het ontstaan van de liederen en de samenwerking met componisten als Bernhard Huijbers en Antoine Oomen. Bij Huubs uitvaartdienst werden ook liederen van hem gezongen. Een hoogtepunt was het lied Ken je mij? Wie ken je dan? Weet jij mij beter dan ik. De tekst is gebaseerd op psalm 139. Het werd gezongen door zijn dochter Trijntje.
Poëzie
Ook met poëzie begon Oosterhuis op jonge leeftijd. Zijn eerste bundel Uittocht verscheen in 1961. Dat kon pas na goedkeuring van twee censoren. Ze hadden bezwaar tegen een gedicht dat over het celibaat handelde. De bundel werd positief besproken door Kees Fens. Deze stelde vast dat Oosterhuis geen individuele geloofservaringen beschreef, maar dat er sprake was van gemeenschapszin. Centraal stond het dienend karakter van zijn dichterschap. Gerrit Komrij was heel kritisch. Hij was verbaasd over de populariteit van Oosterhuis. Deze was in die tijd de meest gelezen dichter van Nederland. De bundel Bid om vrede telde dertien drukken en was vertaald in tien talen. Komrij vroeg zich af hoe het mogelijk was dat de copywriter van de firma Christus & Co zo’n enorme afzetmarkt heeft. Komrij had veel invloed. Hij bepaalde ook de inhoud van bloemlezingen, waarin Oosterhuis’ gedichten niet werden opgenomen, met als gevolg dat hij in de Nederlandse literatuur nooit werd erkend. Oosterhuis ging zijn eigen weg. In 1972 startte hij met het project Poëzie Hardop. Het werd een groot succes.
Politiek
In 1971 begon Oosterhuis met de zogenaamde ‘politieke diensten’. Het waren diensten zonder eucharistie. Volgens Oosterhuis roept de Bijbel op je geweten te scherpen en op te komen voor de verdrukte medemens. Religie was volgens hem nauw verbonden met politiek activisme. Hij was heel actief bij de opvang van vluchtelingen, in die tijd uit Chili. Oosterhuis hield zich zowel persoonlijk als met de ekklesia bezig met de kansloze vluchteling. Hij had een band met de Socialistische Partij van Jan Marijnissen. Wat hem aantrok was dat de SP de menselijkheid als uitgangspunt hanteerde evenals het opkomen voor de ontrechten. Hij koos voor de SP omdat het de meest linkse partij was en dus van alle partijen het meest in overeenstemming met het evangelie. Zijn sympathie ging zo ver dat hij een keer als lijstduwer van de partij optrad.
Prins Claus
In 1968 organiseerden Prinses Beatrix en Prins Claus informele bijeenkomsten met kunstenaars, het Drakensteynproject. Oosterhuis werd uitgenodigd. Claus had grote belangstelling voor de projecten van ekklesia. Hij bemiddelde bij het verkrijgen van subsidies. Ook steunde hij persoonlijk de ‘politieke kerkdiensten’ en het project ‘De hele Bijbel gelezen en uitgelegd’. Tussen Claus en Oosterhuis ontstond een vriendschappelijke band en later trad Oosterhuis op als de pastor van Claus. Toen deze overleed werd Oosterhuis gevraagd om de overdenking te verzorgen in de uitvaartdienst. Een ontroerend onderdeel in die overdenking was de herinnering aan een Koninginnedag waarbij Claus en Oosterhuis samen naar een televisiereportage keken van het koninklijke bezoek aan Meppel. Toen Claus zijn familie zag, zei hij: Daar zijn ze. Moet je ze zien! Ze doen het goed.
Geschillen met de moederkerk
Huub Oosterhuis was aanvankelijk een volgzame en gehoorzame rooms katholiek. Hij trad toe tot de jezuïeten en werd tot priester gewijd. Zijn pogingen om een begrijpelijke liturgie in de Nederlandse taal te maken werden gewaardeerd, evenals zijn liederen. Dat gold niet voor de poëzie. Hij kreeg bezoek van een visitator die hem toevoegde: Wij jezuïeten zijn niet zo gesteld op dichters. Eén van zijn grootste geschilpunten met de Rome was het celibaat. Nergens in de Bijbel vond hij daar aanwijzingen voor. Een ander belangrijk verschilpunt betrof de verlossingsleer en de eucharistie. De wezensverandering, transsubstantiatie waarbij het brood werkelijk het lichaam van Christus wordt en de wijn in zijn bloed verandert werd door Oosterhuis aangevochten. De woorden in het tafelgebed waren volgens hem verkeerd vertaald. Grote bezwaren had Oosterhuis tegen de houding van de kerk ten opzichte van totalitaire regimes in Zuid-Amerika. Het was voor hem een schok dat de meeste van zijn liederen niet langer werden gezongen. Hoewel de Bijbel de belangrijkste bron was voor zijn liederen, werden ze toch verworpen omdat ze niet gebaseerd waren op de kerkelijke traditie. Een andere reden was het feit in de liederen het woord Christus niet voorkwam.
Marc van Dijk schreef een uitstekende biografie over Huub Oosterhuis, die een helder inzicht geeft in het leven en de activiteiten van Oosterhuis. Deze aandacht is van belang omdat Oosterhuis als een van de grootste liturgische vernieuwers kan worden beschouwd.
Marc van Dijk – Huub Oosterhuis. De biografie. ISBN 978-90-263-6549-2, 396 pagina’s, € 24,99. Amsterdam: Ambo | Anthos 2023.
Als de bleue Eliza Balfour op 18-jarige leeftijd onder sterke druk van haar ouders met de twintig jaar oudere, rijke graaf van Somerset trouwt is er opwinding alom, behalve bij haarzelf. De graaf is rijk, maar dodelijk saai en Eliza heeft haar hart verpand aan zijn neef en die liefde is wederzijds. Ze is daarmee een bruid met een gebroken hart, geen beste start. Als haar echtgenoot tien jaar later, in 1819, overlijdt kan Eliza daar dan ook geen traan om laten. In de huwelijkse voorwaarden is indertijd vastgelegd dat zij bij overlijden van haar man 500 pond per jaar zal krijgen, ook al geen vetpot. De toekomst die haar wacht is grauw, ze zal terug moeten naar het huis van haar heerszuchtige ouders. Maar dan blijkt dat de overleden graaf zijn vrouw als extraatje ook drie landgoederen heeft nagelaten, vanwege haar deugdzaam gedrag. Voorwaarde is wel dat ze zo deugdzaam blijft als ze tot nu toe geweest is. De landgoederen leveren elk jaar ruim 9500 pond op, zodat ze mét de toegezegde 500 pond, nu 10.000 pond per jaar int. Dát verandert de toekomst, nu is ze schathemeltjerijk. Eliza besluit, met haar beste vriendin en nicht Margaret, het er flink van te gaan nemen. Ze reizen naar Bath. De dode mag over zijn graf regeren wat hij wil, maar voortaan stippelt ze haar eigen weg uit. Ze gaat schilderen, leren rijden en flirten. Eindelijk lacht het leven haar toe. En die vereiste deugdzaamheid komt later wel weer.
Op weg naar Bath krijgen de vriendinnen met hun koets een aanrijding met een andere koets. Daarin zitten de beroemde schrijver lord Melville en zijn zus Caroline. Melvilles grote genoegen bestaat eruit derden flink op de hak te nemen, Eliza voelt zich er uiterst ongemakkelijk onder.
Bovendien duikt in Bath ook de nieuwe graaf van Somerset op, de neef aan wie Eliza tien jaar geleden haar hart verloor. Zou ze hem terug kunnen krijgen? Wil hij haar nog? Eros heeft het druk in de modieuze badplaats.
Auteur
Sophie Irwin (1994) groeide op in Dorset. Ze volgde de Gryphon School in Sherbourne en studeerde Engels aan de universiteit van Oxford. Ze schreef een proefschrift over Georgette Heyer, daaruit bleek al haar voorliefde voor het genre boeken in de Regency-wereld. Haar lievelingsschrijvers zijn Heyer, Jane Austen, PG Woodhouse en Kevin Kwan. Irwin debuteerde in 2022 met Lady Kitty’s onfortuinlijke zoektocht.
Een heerlijk romantisch en vrolijk boek. De heldin verandert als een blad aan een boom en zodra ze haar zwarte weduwenkleding aflegt wordt de wereld eindelijk zo fantastisch als ze altijd droomde. Margaret geeft haar de nodige duwtjes in de rug met haar impulsieve woorden, een knettergek gezellig type.
Dit is een kasteelroman van het betere soort, de auteur heeft zich goed verdiept in de historische setting en de zeden en gewoonten in de betere kringen in de Regency-tijd – geen wonder met het proefschrift dat Irwin schreef – en de lezers krijgen dus niet alleen een heerlijk romantisch verhaal, maar ook een lesje geschiedenis als een kleurrijke film over die tijd. Knap gedaan, een echt gezellig romantisch boek.
Wie wie krijgt is snel duidelijk, maar hoe dat verloopt… lees zelf!
Sophie Irwin – De eigenwijze gravin. Vertaald uit het Engels (A Lady’s Guide to Scandal) door Titia Ram. ISBN 9-789-022-599-464,383 pagina’s, € 21,99. Amsterdam: Boekerij 2024.
Race tegen de klok voor Bennie Griessel en Vaughn Cupido.
Als een ervaren fietsster spoorloos verdwijnt en niet veel later haar lichaam gevonden wordt, voorzien van beten van dieren, denken de inspecteurs Bennie (Benno, Benna, pappie, partner of opa, volgens Vaughn) Griessel en Vaughn Cupido aanvankelijk dat het een eenvoudig op te lossen zaak is. De vrouw lijkt wel gedood door een luipaard, vertelt Werner, de man die haar lichaam heeft gevonden. Maar zo gruwelijk en tegelijk zo simpel is het niet. Ze heeft ‘een rotklap’; tegen haar hoofd gehad, haar helm is gedeukt, haar nek lijkt gebroken. Dat loopt je niet op in een ontmoeting met een wild dier. Ze komen er wel uit, denken ze. Ze werken al meer dan tien jaar samen, dus dat komt goed.
Ze hebben trouwens allebei ook nog andere zorgen aan hun hoofd. Privézorgen.
Griessel is ooit zwaar aan de drank geweest. Hij is afgekickt via de vereniging van Anonieme Alcoholisten en staat inmiddels 411 dagen droog. Bij de AA ontmoette hij – na een verbroken huwelijk – Alexa en die is al vier jaar clean. Ze hebben een geweldige relatie en nu wil Alexa trouwen, en wel op korte termijn. Tot Griessels schrik heeft ze de trouwdatum zelfs al vastgelegd. En die is best snel: amper een maand verder, op 12 juni,
Vaughn Cupido, de mooie jongen van hen twee, is bezig met een strijd tegen de calorieën want hij moet heel dringend 15 kilo afvallen. Zijn conditie is niet best, daar wil hij wat aan doen voor het hem opbreekt.
En dan blijkt dat de fietser niet de enige dode is. Er wordt kort daarna een advocaat gevonden die op misdadige, gruwelijke wijze is vermoord. Niet lang daarna valt er opnieuw een dode… En vanuit die dode loopt er weer een duidelijke lijn naar de advocaat. Stevig speurwerk toont aan dat het, zoals zo vaak bij misdaad, draait om geld, geld en nog eens geld. En niet zo’n beetje. Nu moeten er meerdere moorden worden opgelost terwijl de trouwdatum steeds dichterbij komt. Griessel krijgt het er Spaans benauwd van.
Auteur
Deon Meyer (1958) is een internationaal beroemde bestsellerauteur. Zijn verhalen en thrillers spelen zich allemaal af in het Zuid-Afrika van na de Apartheid. Meyer verenigt altijd maatschappijkritische thema’s met menselijk-psychologische thema’s. Meyers boeken zijn in 27 talen vertaald en verschijnen in meer dan veertig landen. Zijn thriller 13 uur werd in 2012 gekozen tot VN thriller van het Jaar. In 2017 was Deon Meyer de auteur van het geschenkboek voor de Spannende Boeken Weken met De vrouw in de blauwe mantel. Van Meyers boeken zijn in Nederland en Vlaanderen meer dan 250.000 titels over de toonbank gegaan.
Meyer studeerde aan de Universiteiten van Northwest, Free State en Stellenbosch. Ook haalde hij een Masters Degree in Creative Writing. Na zijn studietijd werkte hij als verslaggever bij Die Volksblad, een dagblad in Bloemfontein. Zijn werk werd onder meer bekroond met La Grand Prix de Littérature Policière en Le prix Mystère de la critique in Parijs. Ook in Duitsland, Zweden en de VS won hij vele prijzen. Twee van zijn boeken werden verfilmd. Veertien van zijn boeken zijn inmiddels in het Nederlands uitgebracht.
Bennie Griessel en Vaughn Cupido zijn een vast duo in Meyers werk. Zij zijn zo geliefd bij de lezers omdat zij niet alleen als politie-inspecteurs worden getekend, maar ook als twee mensen van vlees en bloed die voor ieder herkenbare menselijke trekken vertonen. Wat dat betreft vertonen zij wel enige gelijkenis met de Zweedse Martin Beck. De lezer herkent in de twee inspecteurs facetten uit het eigen, niet altijd zo spannende leven en voelt zich daardoor verwant met het duo. Dat maakt Meyers boeiend geschreven boeken tot de bestsellers die zij zeer terecht zijn.
Voor de liefhebbers van Deon Meyer, Benny Griessel en Vaughn Cupido: ook deze nieuwste mag u niet missen!
Deon Meyer – Leeuw. Uit het Afrikaans vertaald (Leo) door Martine Vosmaer en Karina van Santen. ISBN 9-789-400-5-130-037, 512 pagina’s, € 24,99. Amsterdam: A.W. Bruna Uitgevers 2024.
Deze thriller brengt ons naar het Egypte van zo’n 1100 voor Christus. Het is de wereld van tempels. Het boek heeft twee verhaallijnen. In de ene staat Chai centraal, legeroverste en zoon van burgemeester Paser. In de andere spelen verscheidene zaken een rol. Er vinden moorden plaats, er worden tempels beroofd en er is sprake van een machtsstrijd. Dit alles speelt zich af in Thebe, een stad aan de Nijl. Het is de schrijver gelukt om een goed beeld te geven van het leven in die tijd.
Auteur
Prof. dr. Klaas A.D. Smelik (1950) studeerde theologie, Semitische talen, oude geschiedenis enarcheologie. Hij was verbonden aan zes universiteiten in Nederland en België en schreef een vijftigtal boeken. Het oude Egypte heeft zijn bijzondere belangstelling.
In de eerste hoofdstukken gaat het om Chaj. Zijn huwelijk met Anchiry is heel slecht. Hij is als legeroverste vaak weg. Hun huwelijk is kinderloos. Anchiry is ziekelijk en sterft in afwezigheid van Chaj. Deze is bij zijn troepen. Daar ontdekt hij dat door de manschappen veel wapens zijn verkocht. Hij spoort de schuldigen op en bestraft hen stevig. Ondertussen wordt hij ‘s nachts geplaagd door de geestverschijning van zijn overleden vrouw. Hij probeert dat ongedaan te maken, onder andere door een dodenbrief aan haar te sturen.
In het tweede deel worden verscheidene moorden gepleegd. Op grote schaal wordt naar de schuldigen gezocht. Als er arrestaties zijn wordt dit gevolgd door harde verhoren en mishandelingen. De centrale figuur is hierbij Sèneb, schrijver in dienst van vizier Chaemwase. Hij is klein, maar ook slim. Sèneb wordt vaak uitgescholden voor dwerg. Hij zorgt ook voor humoristische taferelen. Er is in Thebe ook sprake van een machtsstrijd. Wie heeft de meeste macht?
Dodenroof is geen eenvoudig boek. Het bestuur is ingewikkeld. Er is de farao, er zijn vizieren, burgemeesters en schrijvers. Smelik heeft verzuimd wat uitleg te geven over de hiërarchie. Wat is precies de taak en de macht van een ‘vizier’? Dat geldt ook voor de ‘schrijvers’. Op die manier laat het boek zich niet vlot lezen. Dan heb je als lezer te maken met zo’n 25 personages. Zij hebben ook lastige namen die je moeilijk onthoudt. Een paar voorbeelden: Amenhótep, Oeserchépesj. Gelukkig staat achterin het boek een verklarende lijst. Het is wel knap van de auteur dat hij een spannende thriller laat spelen in zo’n oude cultuur. Al lezend word je met de cultuur van het oude Egypte enigszins vertrouwd gemaakt.
Maria, heilige maagd, moeder van de goddelijke Zoon, Vrouwe van alle Volkeren en wat haar nog meer aan namen te beurt valt, beheerst het leven van de jonge Ellen. Haar echte moeder is een mens van twee gezichten: naar derden toe is ze vriendelijk, zodra iemand de deur achter zich dichtslaat uit ze kritiek. Maar bovenal is moeder bezeten door haar verering voor Maria. In de hal van het huis staat een levensgroot Mariabeeld. Moeder gaat ervoor door de knieën, neuzelt haar gebeden en liefkoost het gezicht van de figuur. Moeders nicht Hildegonda Hoefnaegel, ooit inpakster in een chocoladefabriek, beroept zich erop dat Maria haar is verschenen, niet éénmaal, maar keer op keer. Ze ging prompt in het klooster en spreekt sinds die tijd als zieneres namens Maria gelovigen toe. Ellens moeder, priesteroom Marius en anderen trachten de verschijningen via een opgericht Comité Vrouwe van alle Volkeren kerkelijk goedgekeurd te krijgen.
Tussendoor laveert Ellen. Ze is zowel schoolmeisje met de vriendschappen en de onzekerheden van een puber als een kind dat gevangen zit in de benepen sfeer van een behoorlijk hysterische moeder. Wil ze als schoolkind kijken naar de film Turks Fruit? Moeder vindt het maar niets: het is modieuze kitsch: Ik kan die film in drie woorden voor je samenvatten: ‘Hoer krijgt kanker’
Hoe sla je een kind monddood. Als Ellen later terugkijkt, kan ze de stempels van haar jeugd zetten: dubbelhartigheid, geloof, idolatrie, activisme en schuivende panelen. Ze ontmoet een idealistische, alternatieve, vrijgevochten jongen, wordt verliefd op hem. De burgerlijkheid van haar ouderlijk huis valt nu extra bij haar op. Jaren later verdiept ze zich als journalist in de invloed van kerk en geloof, het stempel dat blijvend van invloed is geweest op het vervolg van haar leven. Was het masker van Mariadevotie wel zo zuiver als het haar voorgehouden werd?
Auteur
Peter Brouwer (1965) is schrijver, vertaler en theatermaker. Hij studeerde Duitse Taal- en Letterkunde in Utrecht. Hij debuteerde in 2017 met Het Siamees moment, daarop volgde in 2021 Het oog van de kraanvogel. Hij publiceerde enkele dichtbundels en zijn werk is gepubliceerd in bloemlezingen, tijdschriften en feuilletons. Zijn werk is eerder bekroond of genomineerd.
Brouwer is geboren in Eindhoven en werd in deze zuidelijke rooms-katholieke omgeving vanaf zijn jeugd en in zijn opvoeding al geconfronteerd met geloof en rituelen. In deze roman legt hij de lat langs de waarachtigheid van rituelen en de invloed die zij kunnen hebben bij het vormen van de persoonlijkheid. Want ligt op alles wat ik ben in Ellens geval een vloek of de geur van heiligheid?
Brouwer baseert zich voor de figuur Hildegonda op de Amsterdamse zieneres Ida Peerdeman (1905-1996), zij haalde met haar verschijningsverhalen de media in de jaren veertig en vijftig.
Geloof kan troosten, steunen en bedriegen. Dat blijkt ook uit dit boek.
De weg naar de eigen, persoonlijke waarheid kan pijnlijk zijn en confronterend. Brouwer maakt het zijn Ellen niet eenvoudig. Soms vind ik haar irritant, dan weer bekruipt mij medelijden, echt mijn sympathie winnen kan Ellen echter niet, hoe treurig haar bestaan naast die Maria-moeder ook is.
Wanneer Mechelen wordt opgeschrikt door een brute moord is het, zoals ter plaatse gebruikelijk, aan hoofdinspecteur Rani Diaz en haar team om deze op te lossen. Amy, die recent tot dat team is toegetreden als inspecteur, krijgt een déja vu. Twintig jaar geleden werd haar vriendin Phoebe op dezelfde manier vermoord, de dader is nooit gesnapt. Zou hij of zij weer toegeslagen hebben of is er sprake van een copycat?
Rani, net uitgerust van een fijne vakantie en met haar hoofd nog bij privézaken, weet niet precies wat ze met Amy’s vermoedens aan moet. En dan gebeurt er weer een moord…
Auteur
Sterre Carron (Antwerpen, 1957) is het pseudoniem van een bijzonder populaire Vlaamse schrijfster van misdaadromans. Ze werkte jarenlang in de medische sector in Rwanda en Zaïre. Terug in België kwamen haar medische achtergrond en haar belangstelling voor criminologie goed te pas toen ze begon met schrijven. Sterre debuteerde in 2013 met Mara en publiceerde sindsdien twee titels per jaar, waardoor nu Doolhof van verraad de tweeëntwintigste thriller is met hoofdinspecteur Rani Diaz in de hoofdrol. In elk – prima ‘zelfstandig te lezen’ – boek wordt, naast de gebruikelijke porties misdaad, aandacht besteed een de persoonlijke omstandigheden van Rani en haar gezin, dat verder bestaat uit vriend Frederik, dochtertje Rune en tienerzusje Romy. De trouwe lezer volgt ook die ontwikkelingen op de voet. In 2023 werd Sterre Carron genomineerd voor de shortlist van de oeuvreprijs ‘De Max Gouden Vleermuis’. De serie wordt nog steeds voortgezet, maar de auteur heeft te kennen gegeven nu eerst eens een stand-alone thriller te gaan schrijven.
Het verhaal is, zoals we gewend zijn, weer uiterst gecompliceerd. Amy is ervan overtuigd dat de moorden te maken hebben met de dood van Phoebe, maar het team kan er maar geen vinger achter krijgen. Een en ander zet de persoonlijke verhoudingen enigszins onder druk. Hijgend lopen de teamleden achter de feiten aan en met hen de lezers. Ze worden door de vele plotwisselingen regelmatig op het verkeerde been gezet. Er is inderdaad spraken van een ‘doolhof van verraad’.
Intussen toont de commissaris zich regelmatig van zijn welwillende kant en dat is wel eens anders geweest. Loopt hij soms tegen zijn pensioen? En dan speelt er ook nog iets heel persoonlijks voor Rani en Frederik.
De doorbraak komt plotseling, onverwacht maar zeker niet ongeloofwaardig. Als een bekwaam medicus hecht de auteur vervolgens alles keurig af.
Genieten!
Sterre Carron – Doolhof van verraad. Een Rani Diaz thriller. ISBN 978-94-64789-15-7, 397 pagina’s, € 22,50. Temse (B): Phoenix Books 2024.
In de derde week van oktober in het jaar 1899 worden er twee meisjes geboren: Anna Tannenberg en Charlotte Feltin. Anna woont in een dorp in het Spreewald, haar ouders moeten ploeteren om de kost te verdienen, maar haar moeder staat er desondanks op dat haar dochters een vak leren zodat ze hun eigen brood kunnen gaan verdienen. Daarom komt Anna, net als eerder haar oudere zus Emma, in de leer bij een naaister en leert van haar het vak. Als zij is uitgeleerd moet zij geld gaan verdienen. Anna stapt op de trein naar Berlijn en wil proberen of zij dáár een baan als naaister kan krijgen. Dat valt niet mee. Maar dan ziet zij een advertentie waarin het nieuwe Kaufhaus des Westen (KaDeWe) verkoopsters zoekt. Ze besluit daar haar geluk te gaan beproeven en niet alleen krijgt zij een baan, maar haar vakkennis als naaister en haar talent voor het ontwerpen van kleding brengen haar veel verder dan ze had durven hopen. Zij trouwt en krijgt een zoon, Felix.
Voor Charlotte ziet de wereld er heel anders uit. Zij is de dochter van de machtige landheer Richard die weliswaar graag een zoon als opvolger had gehad, maar ontdekt dat in Charlotte een ware en gepassioneerde landbeheerder ligt, die zijn bedrijf nog groter en rijker zal kunnen maken. Vader wenst dat Charlotte snel trouwt en kinderen krijgt. Hij heeft geen oog voor haar eigen wensen. Hij drijft zijn dochter een verstandshuwelijk in. Liefde voert bepaald niet de boventoon. Maar ze krijgt kinderen, een ervan is Gisela.
Twee meisjes, twee werelden. Ze leven allebei in Duitsland, dat weliswaar de oorlog heeft verloren, maar waarin in de crisistijd een nieuwe leider opstaat, Hitler. De lezer kent de gruwelijke geschiedenis die daarop volgt. Anna en Charlotte leven middenin het land dat armoe lijdt, waarin de bevolking als blinden achter de man aanloopt die hen een betere toekomst belooft. Joodse vrienden vluchten. Charlottes vader koopt voor een prikje het huis en de landerijen van zijn joodse zwager Salomon en doet alsof hij hem daarmee een dienst bewijst omdat de man nu het land uit kan vluchten. Zowel Anna als Charlotte zien van nabij wat het antisemitisme aanricht als zij zien dat mensen worden opgehaald en afgevoerd naar kampen.
Auteur
Katharina Fuchs (1963), pseudoniem van Katharina Sulzbach, studeerde rechten in Frankfurt en Parijs en werkte een tijd als advocaat. Inmiddels is ze fulltime schrijver. Anna en Charlotte is gebaseerd op de levens van haar grootmoeders. De twee vrouwen – de oma’s – ontmoetten elkaar vlak voor de bruiloft van hun beider kinderen Felix en Gisela. Fuchs spitte hun levens uit en schreef daarmee de geschiedenis van twee sterke Duitse vrouwen die hun geboorteland tweemaal in oorlog zagen komen met alle rampzalige gevolgen van dien. Juist deze herkenbaarheid zorgde ervoor dat het boek, als historische roman van een geschiedenis die iedereen in Duitsland aan den lijve heeft ervaren, een immens succes werd.
Dit waargebeurde verhaal van twee sterke vrouwen uit twee volkomen verschillende werelden die elkaar uiteindelijk raken, is geweldig boeiend geschreven. Het is een schitterend, meeslepend verhaal, het pákt je en laat je niet los.
Ontroerend, boeiend geschreven, lees en blijf lezen!
Katharina Fuchs – Anna en Charlotte. Uit het Duits vertaald (Zwei Handvoll Leben) door Sylvia Wevers. ISBN 978-94-0162-004-8, 509 pagina’s, €21,99. Haarlem: Xander Uitgevers 2023.