Ik ben altijd die Ander, maar ook Gewoon
Tolken bij de dokter, daar lag gelukkig de Donald Duck.
Hayat (pseudoniem) mocht geen varkensvlees. Maar er was een jongen in de klas en die was allergisch voor noten. Dat was veel erger, want hij mocht nooit een Snickers. Zo laconiek keek de jonge Marokkaanse Hayat de wereld in. De één mocht dit niet, de ander dat. Ze was geen ‘echte’ Nederlander, maar dat maakte niets uit. Het was niet per se goed of fout, eerder een neutraal gegeven. Niks bijzonders. Tot op een dag blijkt dat andere mensen haar wel bijzonder, of liever gezegd ‘anders’ vinden. Bijvoorbeeld als zij naar het vervolgonderwijs gaat. Haar zus, iets ouder, krijgt het advies naar de mavo te gaan terwijl ze haar zinnen op het vwo heeft gezet. Ook haar Cito-toets was goed genoeg. Zus zet door. Evenals Hayat twee jaar later. ‘Jullie zijn twee slimme Marokkaanse meisjes’ zegt de meester. Het beeld bleef in haar hoofd hangen. Ik was toch op de eerste plaats een slim meisje? Waarom zette hij dat ‘Marokkaanse’ ervoor? Als zij gaat studeren, advocaat wordt, realiseert zij zich dat zij altijd bezig is iedereen te pleasen. Haar Marokkaanse familie noch haar Nederlandse collega’s hoeven last te hebben van haar afkomst. Thuis is zij een volgzaam en afwachtend meisje, op het advocatenkantoor is zij assertief en initiatiefrijk. Ik werd er schizofreen van constateert ze jaren later. Nu brengt ze die scheiding tussen twee werelden met een humoristische pen en van tijd tot tijd vlijmscherpe sneren naar buiten. Lees verder →