De oorlog van Gerrit Kouwenaar
Op weg naar het dichterschap.
In deze biografie beschrijft Kusters een periode uit het leven van Gerrit Kouwenaar (1923-2014). Van 1940, toen hij als middelbare scholier al zijn eerste gedichten schreef, tot 1953, het jaar dat zijn eerste bundel werd uitgegeven. Kouwenaar verbleef in diverse woonplaatsen: Amsterdam, Bergen en Baarn. Indringend wordt zijn verblijf in de gevangenis beschreven. Na de oorlog treedt Kouwenaar in dienst van het communistische dagblad De Waarheid. Waar het in deze biografie om gaat is zijn ontwikkeling als dichter. Met veel voorbeelden laat de auteur dat duidelijk zien.
Auteur
Wiel Kusters (1947) was hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de universiteit van Maastricht. Hij promoveerde in 1986 met De killer. Over poëzie en poëtica van Gerrit Kouwenaar. Zelf was Kusters ook dichter. Hij publiceerde vele bundels. Kusters interviewde Kouwenaar meermaals. Hij geldt als de grootste kenner van Kouwenaars leven en werk.
De hoofdstukken dragen de namen van de steden waarin Kouwenaar in bepaalde periodes verbleef. De biografie begint in Amsterdam en daar maken we het begin van de oorlog mee. Het gezin verhuist naar Bergen waar ze een vakantiehuis bezitten, ‘De Kouw’. Gerrit komt terecht in een kunstenaarsdorp. Ze wonen ook tussen de kunstenaars: de schilder Henri ten Holt aan de overkant en de dichter A. Roland Holst was de achterbuurman. De jongens met wie hij speelde waren vaak kunstenaarskinderen. In Alkmaar zat hij als vakleerling in de derde klas van de HBS. Hij volgde slechts de lessen van de talen en geschiedenis. Het liefst ging hij van school af om zich volledig aan het schrijven te wijden. Speciaal voor zijn vader stelde hij een poëziebundel samen, Vroege voorjaarsdag. Hij liet deze op eigen kosten drukken. Zijn vader was diep geroerd. Gerrit was 18 jaar en mocht van school af. Zijn vader zei: Dichter zijn lijkt me heel leuk, je doet maar.
Begin 1942 werd De Kouw door de Wehrmacht gevorderd. Ze verhuizen naar Baarn. Gerrit verveelt zich daar te pletter. Hij vindt het ‘een dood rotgat’. Met zijn broer David, kunstschilder, verhuist hij naar Amsterdam. Gerrit schrijft wat gedichten voor het illegale blad Lichting. Op 11 mei 1943 worden David en Gerrit gearresteerd door de Sicherheitspolizei. De reden van de arrestatie is zijn medewerking aan het blad Lichting. De gehele redactie wordt gearresteerd.
Gerrit wordt gevangen gezet in het Huis van Bewaring in Amsterdam. Zijn celgenoot is een 70-jarige arbeider die hij Opa Schrijver noemt.. Hij voert met deze overtuigde communist vele gesprekken. Het heeft hem gevormd. Na twee maanden wordt hij overgeplaatst naar de strafgevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht. De meeste gevangenen waren in afwachting van een proces. Sommigen, vooral politieke gevangenen en verzetsstrijders, werden naar de Leusderheide gebracht en daar geëxecuteerd. Uitvoerig wordt verteld hoe door vrienden en relaties alles wordt gedaan voor Gerrits verdediging. Met succes. Hij wordt veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Dat betekent dat hij direct wordt vrijgelaten.
Gerrit gaat bij zijn ouders wonen. Het is een soort onderduiken, want hij is zeer op zijn hoede voor een nieuwe arrestatie en ook is hij beducht voor de Arbeitseinsatz. Als hij een oproep krijgt gaat hij zich toch melden. Tot zijn verbazing en opluchting wordt hij afgekeurd. Hij is Arbeitsunfähig. Opgelucht gaat hij hard aan het werk in zijn eigen kamer in Amsterdam.
Als de bevrijding er is gelukt het hem een uitgever te vinden voor Uren en sigaretten. Deze uitgave bevat twee novellen. Hij beseft wel dat hij voorlopig niet zal kunnen leven van zijn schrijverschap. Gerrit besluit de journalistiek in te gaan. Bij de Waarheid krijgt hij zijn eerste baan.Deze krant was toen nog niet zo verbonden met de CPN en de redactie was een enthousiast en ondogmatisch team. Aanvankelijk is hij verslaggever. Later wordt hij kunstredacteur. In die rol schrijft hij een zeer kritisch stuk over de schilder Carel Willink. Een lovend artikel schrijft hij over de roman De avonden van Gerard van het Reve. Hij blijft bij de krant tot 1948, het jaar dat de Sovjet-Unie Praag binnenviel. De CPN sympathiseerde met deze communistische coup. Kouwenaar distantieert zich van dit standpunt.
Naast zijn journalistiek werk blijft hij op weg naar een zelfstandig dichterschap. Met het uitgeven van een gedichtenbundel gelukte het nog niet. Wel verschenen er van hem twee romans: Negentien-nu en Ik was geen soldaat. Hoewel het niet lukte om een dichtbundel uit te geven verschenen wel diverse losse gedichten in literaire bladen, zoals Podium, De Gids, De Nieuwe Stem en Braak. Hij treedt toe tot het literaire blad Het Woord. Met enkele dichters werd gezocht naar vernieuwing. In 1953 debuteert Kouwenaar als dichter met de bundel Achter een woord.
In november 1944 ontmoette Gerrit Tientje Louw. Na vele scharrelpartijen en korte relaties gelukt het hem eindelijk van een vrouw te houden. Op 10 december 1947 trouwt hij met haar. Ze wonen in ‘De Kloof’ een groot huis aan de Kloveniersburgwal. Bert Voeten en Marga Minco zijn hun huisgenoten.
In een groot deel van de biografie vinden we vele niet eerder gepubliceerde gedichten en verhaal- en brieffragmenten. Het uitgebreide namenregister laat zien hoe hij met vele personen in contact stond. Het is heel boeiend om Gerrit Kouwenaar te volgen in zijn moeizame weg naar het dichterschap. Dat hij zou uitgroeien tot een van beste dichters van Nederland was toen nog niet duidelijk.
Een biografie die een goed beeld geeft van de jonge Kouwenaar.
Wiel Kusters – Morgen wordt het voor iedereen maandag. ISBN 978-94-6452-076-7, 395 pagina’s, € 39,99. Amsterdam: Uitgeverij Cossee 2023.