De ramp

Een reconstructie van de watersnood van 1953

Onafwendbaar natuurgebeuren of straf van God?

De watersnood van 1 februari 1953 is de grootste natuurramp die Nederland in de twintigste eeuw heeft getroffen. In Zuidwest-Nederland verdronken 1836 mensen en tienduizenden dieren. In 1973 schreef Kees Slager een reportage over de ramp. Hij sprak met ‘gewone mensen’ over hun ervaringen in de ramptijd. Ze maakten niets mooier dan het in werkelijkheid was geweest en durfden ook kritiek te uiten. Dat was nieuw, want men schreef tot dan toe over stoere helden en warme saamhorigheid. In de gedenkboeken werd dit geromantiseerde beeld bevestigd. Slager interviewde na 1973 nog tientallen landarbeiders en vissers. De belangrijke rol van die ‘gewone mensen’ was nog nooit verteld. Over de chaos en het plichtsverzuim bij alarmering en redding werd zelden iets geschreven. Er was dus behoefte om alsnog te proberen de ramp te reconstrueren en daarbij geen taboe uit de weg te gaan.

Auteur

Kees Slager (1938) was journalist, schrijver en politicus. Hij werkte onder andere voor Het Vrije Volk, de VARA en de VPRO. Van hem verschenen onder meer Het geheim van Oss, Een geschiedenis van de SP, Holland van Texel tot Tiengemeten, Watersnood en De ramp. Hij was Eerste Kamerlid voor de SP.

De eerste druk van De ramp verscheen in 1992. Slager vroeg om reacties, Die kwamen in groten getale: aanvullingen en correcties. Een paar plaatsen die nog niet aan bod waren gekomen werden in de nieuwe druk ook beschreven. De geheel herziene en uitgebreide druk verscheen in 2002. Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel is een chronologische reconstructie van de gebeurtenissen die zich afspeelden tijdens de ramp gedurende circa tachtig uren tussen de vloed van zaterdagmiddag 31 januari en de nacht na dinsdag 3 februari. Bijna van uur tot uur en van plaats tot plaats in het hele gebied van Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant en op enkele plaatsen daarbuiten is vastgelegd wat er gebeurde. De schrijver kreeg het verslag van ooggetuigen en er werden vragen beantwoord met betrekking tot: Waar, hoe en hoe laat werd het eerste alarm geslagen, wat deden lokale autoriteiten als burgemeesters en dijkgraven; waar, wanneer en door wie werden er reddingsacties opgezet; waar stonden spontaan leiders op en op welk tijdstip bereikte de hulp van buitenaf de verdronken dorpen en polders. In het tweede deel worden veertien thema’s apart behandeld.  

In het eerste deel van het chronologisch verslag gaat het over de reacties van de autoriteiten op de waarschuwingen van de Stormwaarschuwingsdienst en enkele vissers, havenmeesters en oplettende burgers. Slechts enkelen beseften dat het behoorlijk zou kunnen  misgaan. Het toppunt is wel een feest in Kortgene. Als ’s avonds blijkt dat de veerboot niet meer kan varen wordt gejuicht en getoost op het hoge water. Kees Slager geeft talrijke voorbeelden van waterbouwkundigen en autoriteiten die rustig gingen slapen ondanks de zware storm en het hoge water. Ze worden met name genoemd. Daarnaast waren er wel personen die de ernst inzien en spontaan de leiding nemen en de mensen gaan waarschuwen, zoals in het plaatsje Bath. We gingen nogal wild tekeer. We ramden op de vensters en riepen: “Het water komt!!” Het waarschuwen van de bevolking gebeurde via klokgelui of de sirene van de brandweer. Een voorbeeld van hoe moeizaam dat soms ging treffen we in Oude Tonge op Flakkee. Men probeert de burgemeester te waarschuwen, maar hij reageert niet op de deurbel. Pas als er een steen door het slaapkamerraam is gegooid komt hij naar buiten. Hij is nog niet direct bereid de bevolking te waarschuwen. Pas als hij zelf de hoge waterstand heeft gezien gaat hij over op actie: de klok luiden en de boeren in de polder bellen. De boeren die geen telefoon hadden moesten door politieagenten op de fiets gewaarschuwd worden. Een absurd plan bij dat noodweer. De garagehouder gaat vervolgens met de auto op pad, maar het voertuig wordt bedolven onder de modder. Als de stroom uitvalt kan de klok niet meer worden geluid en kunnen veel mensen niet meer gewaarschuwd worden.

Het deel dat de nacht van zaterdag 31 januari en de volgende dag, 1 februari, beschrijft bestaat uit tientallen verschrikkelijke verhalen. Velen werden overvallen door het verwoestende hoge water. De meeste huizen waren niet bestand tegen deze stormvloed. Men probeerde zich te redden door op het dak te klimmen of te ontkomen op vlotten. Velen verdronken voor de ogen van hun gezinsleden.

Het hoofdstuk Ik zag vader wegschieten, mijn schoonzuster verdwijnen, toen mijn dochtertje. Is zeer illustratief voor de gebeurtenissen. Een aangrijpend verhaal is de getuigenis van brandweercommandant Hendrik Nijhoff: Hij ziet in het kolkende water een stuk dak waaraan een man, en vrouw en kinderen zich vastklampen. Ze zijn gestrand in het wrakhout en de rommel die in een brede kraag voor de dijk drijft. Nijhoff en een helper gooien een touw naar de mensen op het ronddobberende dak. De man weet het te grijpen en laat zich naar de kant trekken. Maar het dak begint te kantelen. De vrouw en de kinderen verliezen hun houvast en verdwijnen onder het water. Ze komen niet meer boven. Dat drama ben ik nooit meer kwijtgeraakt. Ik heb het de rest van mijn leven met me meegedragen.

Het thematische deel bevat veertien hoofdstukken, onder andere: De militairen, De evacuatie,  De goederengolf, De achterblijvers, De dijken, De dieren, Het geloof en De schuldvraag. De bevolking in de overstroomde gebieden moest evacueren. Er was veel verzet tegen dit verplicht evacueren, zelfs van de mensen met door water omringde huizen. Niet alleen de bewoners van de verdronken dorpen moesten evacueren, ook in sommige droog gebleven plaatsen in het rampgebied klonk het evacuatiebevel. Het verzet ging soms zo ver dat mensen zich verstopten. De bevolking van het stadje Zierikzee moest in zijn geheel  geëvacueerd worden. Ondanks allerlei maatregelen is dit nooit gelukt. De geëvacueerde Zeeuwen voelden zich niet altijd thuis bij de gastgezinnen. De streng gereformeerde evacués uit Anna Jacobapolder ondervonden dat de mensen in Etten-Leur, bij wie ze geëvacueerd waren, hun zondag heel anders doorbrachten dan zij op het ‘zware’ schiereiland Sint-Philipsland gewend waren. De periode van evacueren duurde onverwacht lang. Dat gaf steeds meer problemen.

In Het geloof worden de opvattingen besproken van de orthodoxe gereformeerden in sommige gemeenten. Zij zagen in de ramp een straf van God voor de zonden van de mensen. Toen op zondag 1 februari de dijken dreigden door te breken weigerden sommige orthodoxe christenen te helpen bij de dijken: op zondag mocht immers niet gewerkt worden. Er waren echter ook dominees die hun gemeenteleden naar de dijken stuurden om te helpen en die daar terwijl de zandzakken werden gevuld als steun uit de Bijbel lazen. Een onderzoek onder 880 evacués wees uit dat 33 procent van hen de ramp ook werkelijk als de wil van God heeft ervaren, terwijl 54 procent het als een onafwendbaar natuurgebeuren beschouwde.

Het hoofdstuk De achterblijvers draagt als titel We hadden gewoon een eigen republiekje. De bewoners die niet evacueerden werkten aan de dijken en verzamelden lichamen van mensen en dieren. Ze opereerden meestal onafhankelijk van het plaatselijk bestuur. Opvallend is dat de burgemeesters en andere bestuurders meestal afwezig waren. Bureaucratie en hiërarchie waren vervangen door een plezierige vorm van anarchie. De achterblijvers werkten keihard. De saamhorigheid onder hen was groot. De eerste taken bestonden uit het opsporen en weghalen van de lichamen van verdronken dorpsgenoten. ’s Avonds werd er stevig gedronken. Dit was de manier om dit lugubere werk vol te houden. Ze kregen soms de grootste lol, de manier om af te reageren.

De ramp is een geweldig en indrukwekkend boek. Het is zeer compleet. Nu de ramp na 70 jaar weer herdacht wordt vormt het een unieke bron van informatie. Van elke plaats die door de ramp getroffen werd is informatie te vinden. Het boek bevat ook veel persoonsnamen. Het register is heel handig bij het zoeken naar gegevens van bepaalde plaatsen.

Kees Slager – De ramp. ISBN 978-90-467-0796-8, 557 pagina’s, € 21,99. Amsterdam: Atlas Contact, dertiende druk 2022.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Cultuur, Geschiedenis, Non Fictie. Bookmark de permalink.