Als de dood zucht…

… houd ik mijn adem in

Acht jongeren in en psychiatrische kliniek.

Frank, Thea, Mirjam, Quintin, Reinout, Joachim, Fenna en Felix wonen in een psychiatrische jeugdkliniek, geleid door Bea, Bertram en Erik. Al deze kinderen, tieners, hebben van het leven een rugzak meegekregen. De een zwaarder dan de ander, maar wel zo zwaar dat ze geen van allen bij hun ouders kunnen wonen. Áls ze al ouders hebben. En in het laatste geval hebben ze daar een zware klap van opgelopen die hen tijdelijk ongeschikt voor het burgerlijk leven maakt. Neem Thea. De lezer die kennismaakt met haar ziet in den beginne een onzeker meisje dat met haar opkomende vrouw-zijn pronkt. In werkelijkheid is Thea immens alleen na de tragische dood van haar vader. Haar moeder nam de benen toen ze jong was, haar vader zorgde liefdevol voor zijn dochter en was haar steun en toeverlaat. En toen kreeg hij een dodelijk ongeluk en was ze was ook haar vader kwijt. Thea kan het niet accepteren, niet geloven, het kán gewoon niet waar zijn! Ze raakt over haar toeren, komt op het verkeerde pad terecht en wordt uiteindelijk geplaatst in de kliniek. Daar belt ze haar vader, elke dag. ‘Pap ik wil je stem even horen,’ zegt ze keer op keer tegen het antwoordapparaat dat haar vader bij leven insprak. Arme eenzame Thea, wie kan haar nu nog helpen? De jongeren zijn tot elkaar veroordeeld, maar ze zijn slechts zelden in staat iemand een helpende hand te reiken.

Zo heeft iedere jongere in het huis een eigen verhaal. Verhalen die je wél en die je níet wil weten. Want als je ze als lezer weet maak je je mét hen woedend op groepsleider Erik, die er  genoegen in lijkt te scheppen zijn pupillen in de isoleercel vast te leggen, flink aangesnoerd in de riemen, voorzien van een injectie die hen ver van de wereld laat gaan. Erik is wreed, hij lokt geweld uit en geeft het dan in veelvoud terug vanuit zijn machtspositie. Gelukkig krijgt hij van één van de jongens af en toe hardhandig lik op stuk, zozeer dat hij na één van die confrontaties zijn ontslag neemt. Hij wordt vervangen door Guus, een boom van een kerel met een hart van goud. Alleen Quintin kijkt iets verder. Volgens hem brandt bij Guus het licht wel, maar is er niemand thuis. Er gaat geen enkele gedachte schuil in dat brein van hem. Maar er schuilt ook weinig kwaad bij. Zo darren ze stuurloos door.

Auteur

Lex Paleaux (1977) debuteerde in 2020 met ‘Winterwater’, breedvoerig geprezen in allerlei kranten. Hij schrijft in dat boek over zijn moeizame jeugd in Friesland. Inmiddels is hij aan zijn vierde roman en de lezer wordt opnieuw geconfronteerd met die helse jeugd. In korte hoofdstukken, staccato geschreven, vertelt hij over het leven van fictieve figuren die zijn eigen jeugdige leven wel degelijk hebben ingekleurd. Andere namen, net even andere feiten, Paleaux kan voorlopig vooruit.

Er wordt vaak gezegd dat een onaangename jeugd een goudmijn is voor een schrijver. Dat klopt, er zijn talloze egodocumenten waarin de schrijver terugkijkt op zijn jeugd. Dan eens beklemd door god en gebod, andermaal door een drinkende, misdadige of zich seksueel misdragende ouder, door benepenheid, armoede of door oorlog. Een vlekkeloze, gelukkige jeugd vergt veel meer van de verbeeldingskracht van een schrijver.

Lex Paleaux heeft stof voor het leven. Wat mij betreft moet hij daar ook gebruik van maken. Hij schrijft buitengewoon goed, weet de spanning en de karakters voortreffelijk te tekenen en komt met een filmisch verhaal dat de lezer van begin tot eind meetrekt in de materie. In 2024 wordt zijn debuut Winterwater als theatervoorstelling gebracht.

Een beklemmend en fascinerend boek.

Lex Paleaux – Als de dood zucht. ISBN 978-94-93214-85-9. 240 pagina’s, € 22,-. Haarlem: In de Knipscheer 2023.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Depressie etcetera, Gezondheidszorg. Bookmark de permalink.