LUCHT

De laatste dagen van een moeder

Dochter wacht met ‘reusje’ op de dood.

‘Muizenhapje geschilde pruim, slokje water, waar ben ik toch? Mag ik straks naar huis? Waarom niet? Zet het bed maar wat hoger of nee toch niet, doe maar een beetje terug. Ik heb dorst, één slokje. Of zou ik me dan weer verslikken? Frisse lucht. Lucht! Alsjeblieft, de wijde ruimte!’ Achtentwintig dagen lang zit Eveline van de Putte aan het sterfbed van haar moeder, ‘reusje van me’, en zorgt er met oneindig, met liefdevol geduld voor dat het haar moeder aan niets ontbreekt op de drempel van leven en dood.

Buiten, in de binnentuin van het verzorgingshuis, zit een jonge meeuw, die Eveline ‘Dik’ doopt. Hij wordt door zijn ouders gekoesterd en gevoerd, net zo lang tot hij kan vliegen. Hij gaat de wijde wereld in, het oude reusje vertrekt uit het leven. Het is een lange, moeizame weg. Dochter Eveline is zeven dagen per week, zeven uur per dag, op twaalf vierkante meter de machteloze lijfwacht van haar stervende moeder. Ze houdt, gezeten naast het bed, een dagboek bij in de uren dat moeder slaapt.

Haar moeder was ooit een stoere Zeeuwse, ze kon het leven aan. Dat blijkt wel uit haar lijfspreuk: Als we het niet rooien, dan witten we het wel. Er staan in dit liefdevolle boek meer mooie, kleine Zeeuwse woorden, waarvan het moedeloze ‘Ik bin tende’ (‘ik kan niet meer’) uit moeders mond het best weergeeft hoe ze er op dit moment aan toe is.

Dochter Eveline slaapt gedurende deze ingetogen wake in het huis van moeder in Souburg. Als ze ’s morgens naar moeder rijdt, dwars door Zuid-Beveland, rijdt ze door het land van haar jeugd. Soms wiedt ze, als verpozing, onkruid tussen de zaailingen bij de Bloemenman, op zijn kwekerij langs haar route. Het wieden brengt rust in haar hoofd. De man laat haar begaan, hij voelt hoe zijn bloemen genezen.

En moeder wacht maar, samen met haar dochter. Waarop? Wil ze haar 94ste verjaardag halen, die ze niet eens meer kan vieren? Wat houdt haar in leven? Ze is, zo bedenkt Eveline, zo fragiel als de herinnering aan een doorzichtig populierenblad. Alleen de nerven suggereren nog de oude vorm. Op de kaft van het boek staat een foto van een lampionplant in de nerf gevangen, het hart is nog zichtbaar maar gaat niet lang meer mee.

Auteur

Eveline van de Putte (1966) groeide op in Zeeland. Ze is niet alleen auteur, maar ook fotograaf en trainer. Bij haar voorgaande activiteiten richtte ze zich op mensenrechten, daarbij hanteerde ze kunst om díe mensen stem en gezicht te geven die in de maatschappij terzijde worden geschoven. Ze schreef eerder Stormachtig stil en Nieuwe namen. Daarin laat ze respectievelijk roze en transgender ouderen aan het woord. Met de Tour d’Amour trekt ze langs scholen, congressen en bedrijven om over seksuele- en genderdiversiteit te spreken. Ze maakt zelf de foto’s voor haar boeken.

Lucht is een puur persoonlijk boek. Ze laat de lezer de laatste dagen van haar moeder meebeleven. Omdat iedereen te maken krijgt met overlijden van een dierbare, is het niet té persoonlijk. Het is geen sleutelgat-kijken geworden.

Van de Putte schrijft liefdevol en poëtisch, kiest haar woorden met uiterste zorgvuldigheid en weet de sfeer van de stille ziekenkamer, waar haar moeder snakt naar lucht, kwetsbaar weer te geven. Warme doekjes, kleine hapjes pap om pillen binnen te krijgen, zuchten van narigheid, eindelijk slaap. Maar steeds weer wakker worden.   

En tijdens de wake volgt Eveline of de kleine Dik op de binnenplaats het zal redden, terwijl haar ‘reusje’ nooit meer vliegen zal. Zij gaat naar ‘daar waar het beter is’. Ze heeft immers haar tijd gehad.

Een adembenemend, heel mooi geschreven boek. Ontroerend, zeer aanbevolen.

Eveline van de Putte – LUCHT. ISBN 9-789-0831-1456-9. 235 pagina’s, €21,99. Maassluis: Uitgeverij De Brouwerij 2022.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Autobiografie. Bookmark de permalink.