Uit de schaduw van de Meester

Onder Leidse professoren of hoe René Diekstra van het toneel verdween

Stront aan de academische knikker.

Het beeld dat de meeste buitenstaanders van het wetenschappelijke milieu hebben, is dat van een idyllisch wereldje waar professoren, medewerkers en studenten eendrachtig samenwerken om meer inzicht te krijgen in alle mogelijke zaken. Soms ‘zuiver wetenschappelijk’, soms direct relevant voor mens en maatschappij.

De werkelijkheid is echter anders. Aan de universitaire faculteiten is, vooral sinds de elkaar opeenvolgende bezuinigingen van de jaren tachtig van de vorige eeuw, een continue machtsstrijd gaande. Het is publish or perish, eten of gegeten worden en knokken om de beste posities. Als er een leerstoel (hoogleraarspost) vrijkomt, wordt weliswaar een benoemingscommissie samengesteld, maar vaak is van tevoren reeds afgesproken wie het gaat worden en dat is lang niet altijd de beste wetenschapper. Achterkamertjespolitiek, patronage, jaloezie, leugens en bedrog tieren welig. Professoren die zich niet of nauwelijks in de ratrace op hun vakgebied onderscheiden proberen hun positie en die van hun beschermelingen veilig te stellen door een belangrijke universitaire bestuursfunctie in te nemen. Dat is niet zo geweldig moeilijk, want de ‘echte’ wetenschappers haten dit soort werk, wat hen door de toegenomen bureaucratie alleen maar van hun core business onderzoek en onderwijs afhoudt.

Willem Frederik Hermans was naast auteur ook lector aan de Universiteit van Groningen. In zijn bekende sleutelroman Onder professoren (1975) geeft hij een prachtig inkijkje in het academische wereldje. Een langjarig verblijf aldaar is trouwens een uitstekende voorbereiding op een ‘echte’ politieke carrière.

Dit boek gaat over de Affaire Diekstra, die zich afspeelde in 1996 aan de toenmalige Rijksuniversiteit Leiden. De succesvolle psycholoog professor dr. René Diekstra (1946) werd vakkundig een kopje kleiner gemaakt door een aantal collega’s, met de dubieuze steun van het Algemeen Dagblad, het weekblad Vrij Nederland en een columniste die de vrouw was van één van de beschuldigers. Diekstra zou plagiaat hebben gepleegd, een academische doodzonde. 

René Diekstra werd in 1979 hoogleraar klinische psychologie in Leiden. Zijn collega Wolf Engel (in casu Dolf Kohnstamm), die medeverantwoordelijk was voor zijn benoeming, was eerst blij met hem, maar werd later jaloers op Diekstra’s successen in de wetenschap en zijn populariteit in de media. Diekstra ontwikkelde zich tot een internationaal erkend expert op het gebied van de suïcide. De door hem aangetrokken medewerker en promovendus Aat Hemelrijk (in casu Ad Kerkhof) aasde op een eigen leerstoel in Leiden, maar Diekstra vond hem daarvoor niet goed genoeg. Wel was hij bereid Hemelrijk aan te bevelen voor een professoraat aan de Amsterdamse Vrije Universiteit, een troostprijs. Hemelrijk kreeg inderdaad zijn benoeming en stortte zijn leermeester als dank in het ravijn.

Beide ‘heren’ beschuldigden Diekstra, die enorm veel wetenschappelijke en populair- wetenschappelijke publicaties op zijn naam had staan, van plagiaat. Het ging in eerste instantie om een niet-wetenschappelijke publicatie. Later kwam daar een wetenschappelijke studie bij, waarvan nota bene Hemelrijk coauteur bleek te zijn. Omdat de beschuldigingen anoniem waren geuit, kon Diekstra zich moeilijk verdedigen. De rector van de Leidse universiteit was niet blij met de negatieve publiciteit en stelde een onderzoekscommissie in. Diekstra kreeg nauwelijks de kans zich te verweren. Na het verschijnen van een dubieus onderzoeksrapport liet de rector uitlekken dat Diekstra ontslag had genomen, waarna de laatste zijn verzet staakte. De waarheid was dat Diekstra de rector vóór was, zelf zijn ontslag aanbood en de pers daarvan zelf op de hoogte stelde. Een blamage voor de rector.

Inmiddels kreeg Hemelrijk aan de VU te maken met de gereformeerde en opportunistische faculteitsdecaan Andries Sanders. Deze PR- en imagogevoelige persoon vond het niet opportuun om de dubieuze rol van Hemelrijk te onderzoeken. De laatste bleef daardoor tot 2018 aan de VU verbonden. Het boek eindigt met de dodelijke zin: Hij heeft geen opvolger.

Auteur

P. Licht is volgens de uitgever pseudoniem van ‘een bekende Nederlander die jarenlang diepgravend onderzoek heeft gedaan naar de affaire-Diekstra’. Hij werd door niet-eerder ontdekte documenten geïnspireerd deze satire te schrijven.

Dit werpt wel enige vragen op. Wie is de auteur? Waarom schrijft hij niet onder zijn eigen naam? Werkt hij wellicht aan de Leidse Universiteit en heeft hij te vrezen voor zijn baan? Mooi gekozen overigens die naam, net zoals de afbeelding van een Judaskus op het omslag (op de achtergrond zien we het Leidse universiteitswapen). Ligt de zaak zo gevoelig dat deze roman een satire wordt genoemd en er een disclaimer in staat voor enige overeenkomst met bestaande personen?

Dit boek is overigens vooral een vervolg op Leiden in last, de tegenhanger van het wetenschappelijk onderzoeksrapport uit 1996 dat daarin als een ‘vod’ werd afgedaan. Alle betrokkenen, waaronder ook Dolf Kohnstamm, Rita Kohnstamm en Kerkhof c.s., worden hier ‘gewoon’ genoemd.

Ondanks dit goed geschreven boekje lijkt het laatste woord over de affaire-Diekstra nog niet gezegd. Diekstra zelf wist zich op bewonderenswaardige wijze te herpakken. Hij werkte jaren tot zijn recente emeritaat als hoogleraar aan een andere universiteit en is een veelgelezen columnist en auteur. Toch achtervolgt de affaire hem nog steeds. Komt er ooit nog een volledige rehabilitatie?

P. Licht – Uit de schaduw van de Meester. Onder Leidse professoren of hoe René Diekstra van het toneel verdween. ISBN 978-90-389-2727-5, 184 pagina’s, € 21,99. Delft: Uitgeverij Elmar.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Wetenschap. Bookmark de permalink.