De grachtengordel

Kinnesinne in de schrijverswereld

Heruitgave met een nawoord over het ontstaan en de ontvangst van het boek.

Ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van Geerten Meijsing is zijn sleutelroman De grachtengordel opnieuw uitgegeven. Het boek beschrijft het schrijversleven in Amsterdam in de jaren tachtig. Geroddel en gemanipuleer, maar vooral veel kinnesinne. Gedoe met uitgevers en de gang van zaken rondom het uitreiken van een literaire prijs. Meijsing zelf is onder de naam Erik Provenier de hoofdpersoon. De meeste schrijvers hebben andere namen, bijvoorbeeld Jeroen Jonkers (Joost Zwagerman) en Albert Zeggers (A.F.Th. vander Heijden). In deze heruitgave is het essay Met de linkerhand geschreven toegevoegd. Hierin beschrijft Meijsing hoe zijn boek werd ontvangen. Hij kreeg veel kritiek en verloor enkele vrienden. Hij verweert zich in dit essay. In het nieuwe hoofdstuk Who’s Who wordt onthuld welke personen bedoeld werden met de schuilnamen.

Auteur

Geerten Meijsing (1950) is een zeer productieve schrijver. Onder de naam Joyce & Co verscheen tussen 1974 en 1986 een drietal romans, de Erwin-trilogie. Onder het pseudoniem Eefje Wijnberg schreef hij Een meisjesleven en hoopte dat hij hiermee een bestseller had geschreven. Dit mislukte omdat de media al snel doorhadden dat het een boek van Meijsing was. Onder zijn eigen naam kreeg Meijsing in 1988 voor Veranderlijk en wisselvallig de AKO Literatuurprijs. In 2005 verscheen Moord & Doodslag. Hij schreef deze dubbelroman samen met zijn zus Doeschka. Zijn bibliografielijst telt maar liefst 60 titels. Daarnaast was hij ook vertaler van werken van zeer gerenommeerde schrijvers als William Burroughs, Charels Baudelaire, Stendhal en Proust.

Meijsing vond een heruitgave van De grachtengordel noodzakelijk, omdat deze roman in 1992 verkeerd begrepen is. Velen zagen het alleen maar als een rancuneuze wraakneming. De critici hadden geen oog voor de humor en de ironie. Bovendien werd geheel voorbijgegaan aan de literaire kwaliteiten. Het boek beschouwt het wereldje van schrijvers, uitgevers en critici in de jaren 80. Is dat nu nog interessant? Het verrassende van deze heruitgave is dat het niet alleen een heel goed geschreven boek, maar ook nog steeds actueel is. Er blijkt in het literaire wereldje nog maar heel weinig veranderd.

De hoofdpersoon in Erik Provenier gaat na een jarenlang verblijf in Italië naar Amsterdam. Hij wil hij meedoen met het Amsterdam literaire wereldje. Hij was een erkend schrijver, maar zijn boeken werden niet verkocht. Toch leidden de contacten ertoe dat zijn nieuwe werk beloond werd met een nominatie voor De Grote Literatuurprijs. In werkelijkheid ging het voor Meijsing om de AKO-literatuurprijs. Mede gegadigden waren W.F. Hermans, Tip Marugg en Matthèse (= Frans Thomése). Het hele rumoer rondom deze nominatie en de uitreiking van de prijs in het Amstelhotel zijn het kostelijk beschreven hoogtepunt van het boek. Mooi is hoe het publiek bij de uitreiking wordt beschreven: Vertegenwoordigers van de Grote kunst of het Hoge Woord zag ik nauwelijks. Voor het grootste gedeelte bestond het publiek uit persmuskieten, kritiekluizen en uitgeversknechten. De prijs ging overigens naar Erik Provenier.

In het toegevoegde essay beschrijft Meijsing het schrijfproces van De grachtengordel en vooral de receptie van critici en de meestal zwaar beledigde collega’s. Aanleiding om dit boek te schrijven was de gang van zaken in het literaire wereldje en de veranderingen bij de uitgeverij. Zelf noemt hij het een afrekening waarbij niemand gespaard zou blijven. Van veel kanten werd hem het uitgeven van dit boek ontraden, bijvoorbeeld door zijn moeder en zijn zuster, maar ook bevriende collega’s als Kester Freriks, Thomése, Van der Heijden en Zwagerman waarschuwden hem. Heel uitgebreid beschrijft Meijsing de ontvangst van het boek, die bijna uitsluitend negatief was. Iwan Sitniakowsky (door hem ‘de laffe Rus’ genoemd) vond het een schandaal verwekkende wraakoefening. W.F. Hermans had het over een strontproductie. Meijsing is in dit essay trouwens vrij kritisch over de Nederlandse literatuur. De term ‘grote drie’, waarmee Hermans, Mulisch en Reve werd bedoeld, vindt hij onzin. Alleen Reve kan hem bekoren. Voor Mulisch heeft hij geen goed woord over. Het is duidelijk dat Meijsing nog steeds behoorlijk gefrustreerd is over de ontvangst van het volgens hem uitstekende boek. Wat hem vooral steekt is de miskenning van de literaire kwaliteiten.

Na het essay komt er het hoofdstuk Who’s who. Toch leuk om de onthullende lijst bij de hand te hebben bij het lezen van de roman. Daarna komt nog een register. Het is de complete lijst van de namen die in het boek voorkomen. Achter sommige namen staat een ‘toelichting’. Bij Bas Heijne staan de toevoegingen: schandknaap, would be auteur, redacteur Kwaliteitskrant. W.F. Hermans wordt aangeduid met: schrijver, schoolmeester, lector. Jezus van Nazareth wordt gekarakteriseerd met nooit één letter geschreven tocht beroemd.

We hebben te maken met een boeiende roman, gevolgd door een heel informatief essay over de ontvangst het boek.

Een must voor literatuurkenners.

Geerten Meijsing – De grachtengordel. ISBN 97-890-2954-210-4, 480 pagina’s, € 24,99. Amsterdam: De Arbeiderspers 2020.

Dit bericht is geplaatst in 'Faction', Alle Boeken. Bookmark de permalink.