Kampdagboeken

Indonesië 1942 – 1945

De redding kwam met de atoombom.

Als in 1939 de Tweede Wereldoorlog uitbreekt realiseert Beb Vuyk zich dat miljoenen van haar generatiegenoten vroegtijdig zullen gaan sterven. En ze weet dat dit ook haar lot kan worden en dat van haar man en hun zoontjes. Want al lijkt de oorlog zich eerst vooral af te spelen in het verre Europa, in Berlijn, Warschau, Londen en Parijs, Tokio lag wereldwijd gezien toch tamelijk dichtbij. In de Molukse zeeën en baaien spioneerden al een tijd Japanse vissersschepen en dat gebeurde niet voor niets. Ambon werd versterkt, op Boeroe werd een militair vliegveld aangelegd. Allemaal signalen dat de oorlog naderbij kwam en toen Pearl Harbour en Singapore vielen was ook het lot beslist van haar, van iedereen om haar heen. De, tot op dat moment nog redelijk verre oorlog was Azië, en daarmee hun leven binnengedrongen. En als ze het zouden overleven, mochten ze zich gelukkig prijzen. Ze waren onderdeel geworden van een wereldwijde ramp. En hoe die voor hen zou uitpakken, was nog een levensgrote vraag. Uiteindelijk zouden zij – en dat deel van de wereldbevolking dat nog leefde – gered worden door twee atoombommen, de bommen die Hiroshima en Nagasaki verwoestten. Toen konden Beb Vuyk en haar gezin terug gaan kijken en voorzichtig vooruit gaan blikken: er restte hen nog tijd. Meer tijd dan zij in de jaren voordien hadden durven hopen.

Het was 20 december 1942, bijna Kerstmis. Maar niemand was in feeststemming. Want op die dag waren alle Nederlandse vrouwen, kinderen en mannen van boven de vijftig die buiten Soekaboemi woonden opgeroepen om zich te melden voor internering. De jongeren waren al als krijgsgevangenen opgepakt. De Japanners zouden hen ‘beschermen’ en deden alsof de Nederlanders een kalme en zelfs gezellige tijd te wachten stond. Maar toen de groep vervoerd zou worden naar de wijk Kareës in Bandoeng en op de treinwagons het woord TAWANAN – gevangenen – gekalkt stond was het iedereen snel duidelijk dat hen weinig gezelligheid te wachten stond. De kampbewoners van Kareës kwamen hen welkom heten, verzekerden dat het ‘allemaal wel meeviel’ daar. Maar het werd allengs erger. Beb en haar zoontjes Hans (1933-2005) en Ru (1934-1961) en Chris en Anne, twee vrouwen met wie zij al snel bevriend raakte, zochten en vonden hun weg, trachtten elkaar te bemoedigen, elkaar op te peppen over de smakeloze maaltijden uit de gaarkeuken die hen eenmaal per dag werden verstrekt. Het was niet anders. Terwijl ze de regen op het zinken dak van een schuurtje hoorden kletteren zei Beb opgewekt tegen haar zoontjes die op de vloer met hun Tootsietoy-autootjes zaten te spelen: ‘Het is maar goed dat we niet in die lekke garage zitten.’ Ze schrijft in haar dagboek: ‘Het klonk vals want het was een leugen. Niets was goed, alles was mis’.

Auteur

Beb Vuyk (1905-1991) was een Nederlandse schrijfster van Indisch-Nederlandse afkomst. Ze trouwde met Fernand (Boet) de Willigen en kreeg met hem twee zoontjes. In de Tweede Wereldoorlog verbleef zij enige tijd in Kampong Makassar. In 1989 publiceerde zij daarover haar Kampdagboeken. In 1987 werd er, met haar medewerking, een uitgebreide radio-documentaire over haar leven gemaakt. Die werd op 10 februari 2007 in de vroege morgen herhaald in het programma Nachtvluchten op Radio 1.

Twee dagen na de Japanse capitulatie werd op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesië uitgeroepen. In de maanden daarna werd het gezin De Willigen-Vuyk herenigd. Na de soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 kregen de Indo-Europeanen in Indonesië de keus: verdergaan als Nederlands of als Indonesisch staatsburger. Beb en Fernand behoorden tot de minderheid die voor het laatste koos. Ze zouden tot hun dood warga negara Indonesia blijven.

De politieke spanningen in Indonesië laaiden op. In 1957 werden Nederlandse bedrijven in Indonesië onteigend. Dat was voor veel Nederlanders het sein om Indonesië te verlaten. In 1958 vestigden Beb en Fernand zich – na een kort verblijf in Duitsland – in Nederland. Beb ging schrijven voor de tijdschriften Tirade en Hollands Weekblad, voor Het Parool en weekblad Vrij Nederland. Ook werkte ze voor de VARA. Eind 1962 verving Vuyk drieënhalf jaar bij VN de culinair medewerker Hugh Jans. Dat zou leiden tot haar nog steeds befaamde Groot Indonesisch kookboek, vol Indonesische klassiekers op het recept voor ‘Sambal Boet’ na, naar haar man vernoemd. Het boek werd meer dan vijftig maal herdrukt. Meerdere kleinere Indonesische kookboeken volgden.

Dit boek, de Kampdagboeken, verscheen voor het eerst in 1989. Dit is de derde uitgave, opnieuw in een ander ‘jasje’. Achterin staat een uitstekende uitgebreide toelichting van Ronald Frisart (1955). Daarin vertelt hij niet alleen over het leven van Beb Vuyk, maar laat hij ook wat foto’s uit Vuyks familiearchief zien, waarop de schrijfster te zien is met haar zoontjes. Ook bevat het boek een verklarende Indonesisch-Nederlandse woordenlijst. 

De Kampdagboeken zijn intiem, humoristisch, vaak vilein ten opzichte van de Japanners en bepaald niet ‘mooi geschreven’ maar sober van taal: de journalistieke aanpak verdringt vaak de emotie, wat de tekst ten goede komt.

Een verhaal dat als ieder oorlogsdagboek herlezen moet worden, opdat we leren en niet weer beleven.

Beb Vuyk – Kampdagboeken. Indonesië 1942 – 1945. ISBN 978-94-6452-212-9. 141 pagina’s, € 21,99. Amsterdam: Uitgeverij Cossee, derde uitgave 2025.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Cultuur, Geschiedenis. Bookmark de permalink.