Het Oerol-mysterie

Festival der doden

De ogen van de moordenaar.

Als de Haarlemse journalist Bram Vermeer sirenes hoort grijpt hij zijn camera en spoedt zich naar de plek des onheils. Onder het spoorwegviaduct, vlak bij zijn huis, is een vermoorde naakte man gevonden. Vlak voor hij stierf heeft de man met zijn bloed een teken willen geven. De dode is politieman Bakker uit Harlingen; hij blijkt een vage bekende van Bram die vijf jaar daarvoor met hem én diens collega Eelman samenwerkte om een misdaad op te lossen. Daarna hebben ze geen contact meer gehad. En nu ligt hij daar, dood, vlak bij zijn huis. Bram is ervan overtuigd dat Bakker naar hém op weg was, dat hij hem iets wilde vertellen wat bijzonder belangrijk was. De man heeft inderdaad een teken achtergelaten dat de Haarlemse politie over het hoofd zag, maar door Bram is opgemerkt. Een mooi ‘wapen’ om de politie te vragen hem deelgenoot te laten zijn in hun zoektocht naar de moordenaar: voor wat hoort wat, vindt Bram. Commissaris Zaraa Jonker neemt hem met frisse tegenzin op in haar team, op tijdelijke basis.

Bram vertrekt naar het noorden. Van daaruit naar Terschelling, waar het cultureel festival Oerol op het punt van beginnen staat. Daar gaat een hele politiemacht aan de gang, in de hoop narigheid te voorkomen. Of dat lukt is de vraag die het Oerol-mysterie vormt.

Auteur

Kees Postema (1962) begeleidt jongeren als docent op een school voor Middelbaar Beroepsonderwijs MBO. Hij schrijft maandelijks verhalen voor het Noord-Hollands Straatjournaal. Postema debuteerde in 2020 met Het meisje op de linoleumvloer. In 2021 volgde Van god mag je stelen.

Het festival Oerol is decor voor deze misdaadroman. Het is duidelijk dat de auteur het gebeuren diverse keren vol enthousiasme bezocht heeft, want hij beschrijft de sfeer als een kenner en een ware liefhebber.

Maar dat maakt dit nog geen goede misdaadroman. De doden vallen bij bosjes, dat had best wat minder gekund. De auteur is her en der bijzonder inconsequent. Daarnaast heet de commissaris weliswaar Zaraa, maar ook driemaal Vera, de naam die Postema waarschijnlijk eerst voor haar in gebruik had. Met gebruik van de vervangtoets had dat voorkomen kunnen worden.

Het taalgebruik van Postema heeft bovendien iets ouderwets. Fietsen: de pedalen op en neer laten gaan; als iemand wegloopt: ze beende weg; het regelmatig gebruik van: beteuterd en van ‘jeetje’. Als de commissaris vraagt ergens niet over te praten zegt ze: ‘ik wil je vragen hier niet over te communiceren’ en als een vrouw op leeftijd verliefd wordt ‘duikt ze de beminde om zijn nek’ en ‘zoent hem innig’ terwijl ze zijn lichaam verkent. Tussen de bedrijven door, er is een moord gebeurd tenslotte, zit ze te ‘prakkiseren’. Het is maar een handjevol voorbeelden uit veel, het maakt dit boek nogal braaf, vreemd en belegen van toon, terwijl het bij de moorden niet op kan: daar voert grofheid de boventoon.

Al met al: taalgebruik én misdaadverhaal gooien geen hoge ogen. Jammer.

Kees Postema : Het Oerol-mysterie. ISBN 978-90-833-1076-3. 260 pagina’s, €20,50. Harderwijk: Uitgeverij Gopher 2023.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Detective / Thriller. Bookmark de permalink.