Melkmeisje

Van zedenschets naar burgerdoek

‘Ik wil met mijn penseel het leven kunnen aanraken’.

Als de jonge Delftse schilder Johannes Vermeer verliefd wordt op Catharina (Cat) Thins haalt hij zich veel moeilijkheden op de hals. Niet alleen behoren de twee geliefden tot een verschillend geloof – en twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen – maar ook komt hij uit een arm nest en is Catharina geboren met een zilveren lepel in de mond. Haar moeder Maria is een kunstminnaar, dat scheelt wel. Maar toch, Maria ziet niets in die armoedzaaier voor haar dochter. Zo lang hij niet schildert als Van Babure, van wie ze werk heeft hangen, kan hij nooit goed zijn brood verdienen. Toch trouwen de twee. Johannes tracht de sympathie van zijn schoonmoeder te verdienen door in 1655, twee jaar na hun huwelijk, een zedenschets te schilderen, in navolging van Maria’s pronkstuk van de schilder Van Babure, een genrestuk met daarop een koppelaarster, een hoertje en een klant, een strenge vermaning aan degene die het werk aanschouwt. Vermeer schildert op zíjn koppelaarsdoek als toegift ook zichzelf als spottend lachende kijker, het wordt het enige schilderij in zijn oeuvre waar hij herkenbaar op staat. Maar daar blijft het niet bij: Maria Thins is de valse koppelaarster, Catharina het hoertje, de geile klant haar broer Willem, ieder van de figuren is herkenbaar geschilderd. De pleuris breekt uit in de kleine stad Delft. Johannes Vermeer wordt met afschuw bekeken en opdrachten kan hij verder wel helemáál vergeten. Catharina gaat met hun twee kleine dochtertjes weer bij haar moeder wonen, diep bedroefd, want ondanks alles houdt ze nog steeds van Johannes die haar net zo warm geschilderd heeft als stille, slapende vrouw.

Het ziet ernaar uit dat Vermeer het verder kan vergeten in Delft. Hij kan beter een ander vak kiezen. Maar zijn mecenas Van Ruijven ontmoet Cat en zij houdt een pleidooi voor Johannes, met als gevolg dat Van Ruijven daarna langsgaat in het atelier van die eigenwijze schilder wiens werk hij zo waardeert. Hij praat op hem in. Dat schilderij van die koppelaarster was een stomme streek. Vermeer kan zich veel beter bezighouden met huiselijke tafereeltjes. Dáárin ligt zijn kracht. Een keuken of een kamer, een raam waar het licht doorheen schijnt, en niet te donker Vermeer, want dat werkt verstikkend, in de sfeer van Carel Fabritius, mooie, warme en huiselijke vrouwen, en doe ook wat blauw erin Vermeer! En dan binnen een maand of acht twee van dit soort portretten, in de stijl van dit mooie doek, van zijn slapende vrouw. Die neemt hij dan allemaal af. Van Ruijven vertrekt. Johannes sprakeloos achterlatend. Het is 1567. Hij zit in de ellende. Schilderen, Van Ruijven zegt daar wat. Wie wil er nog voor hem poseren? Hij tobt en piekert. En dan komt Tanneke in beeld, de dienstbode van Maria Thins. Na veel vijven en zessen, excuses aan Maria, geredekavel met Catharina en overredingskracht bij Tanneke, is het eindelijk zo ver. Hij mag Tanneke gaan schetsen, in de keuken, zodat zij dóór kan met haar werk. Schetsend en tekenend, steeds met nieuwe ogen, eigent Johannes Vermeer zich via het houtskool Tanneke toe. De slapende Catharina was mooi, de bezige Tanneke wordt beter. Dát is wat Van Ruijven bedoelt, nu grijpt Johannes het ware leven, geeft het strijklicht de nodige ruimte, verstilling de kracht van de mens. Het melkmeisje wordt geboren.

Auteur

Matthias Rozemond (1962) studeerde Duitse Taal- en letterkunde. Hij schrijft sinds zijn drieëntwintigste en debuteerde in 2007 met de thriller De Apollovlinder. Er volgden nog twee boeken en daarna richtte Rozemond zich op het schrijven van historische romans. Als eerste in 2016 De duivelskunstenaar (over Jeroen Bosch), daarna in 2018 Het spel van licht en donker, over de jonge Rembrandt. In 2021 verscheen Amalia (over de grondlegster van het hedendaagse koningshuis), in 2022 het vervolg daarop Hoogheid.

Nu Johannes Vermeer heel de wereld in zijn greep heeft via de overzichtstentoonstelling in het Rijksmuseum in Amsterdam, is de schilder ‘hot’. De honderdduizenden tickets voor de tentoonstelling waren in een mum van tijd uitverkocht. Er verschenen verschillende boeken, tot aan een Nijntje-Vermeer toe. Voegt wéér een Vermeer-boek daar nog iets aan toe?

Nou en of! Want buiten het feit dat Matthias Rozemond geweldig goed kan schrijven, diepte hij uit de archieven iets op dat de schilder van toen tot leven brengt op heel bijzondere wijze. Rozemond maakte gebruik van de studie van Benjamin Binstock: ‘Vermeer’s Family Secrets’ uitgave 2009 pag. 54. In die studie gaat de auteur uitgebreid in op het feit dat Vermeer zijn schoonfamilie zo herkenbaar in beeld heeft gebracht en voert redenen aan waaróm hij dat deed. Vanuit dát gegeven componeerde Matthias Rozemond zijn historische roman. Waarmee hij suggesties inkleurde met de verf van de vrije schilder, uitgaand van het feit dat Binstock’s houtskoolschets van het leven naar waarheid was gemaakt.

Matthias Rozemond schrijft fenomenaal. Dat had hij al voor mij bewezen met zijn Amalia-boeken. De rest van zijn werk zal ik zeker nog lezen. Wie historie zó beeldend tot leven brengt, neemt zijn lezers mee aan de hand.

Matthias Rozemond – Melkmeisje. ISBN 9 789 021 034 99 7. 236 pagina’s, € 23,99. Amsterdam: Luitingh Sijthoff 2023.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Geschiedenis, Kunst. Bookmark de permalink.