De toverlantaarn

Verhalen geïnspireerd door de Camera Obscura

Een eigentijdse Camera Obscura. Verhalen over het dagelijks leven geschreven in 19de-eeuwse stijl.

Suzanne Voets vervaardigde voor haar examen op de middelbare school een profielwerkstuk over de Camera Obscura (1839) van Hildebrand (Nicolaas Beets). Dat kreeg de prijs voor het beste profielwerkstuk in 2020. Het ging niet om een bespreking van de Camera Obscura, maar ze schreef nieuwe verhalen. Het profielwerkstuk diende als uitgangspunt voor De toverlantaarn. Veel heeft ze herschreven. Ze heeft geprobeerd het specifieke taalgebruik van Beets te gebruiken, evenals zijn humor en ironie. Wat de inhoud betreft gaat het om observaties uit het dagelijks leven. De grote vraag is natuurlijk of het haar gelukt is een herkenbaar Beetsboek te schrijven.

Auteur

Suzanne Voets (2001) studeert Nederlandse Taal en Cultuur aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Onlangs was zij als twintigjarige de winnaar van het Groot Dictee der Nederlandse taal.

Voets is een groot bewonderaarster van de Camera Obscura, nu bijna vergeten maar ooit één van de populairste werken uit de Nederlandse literatuur. Wat waren de kwaliteiten van dat boek? Nicolaas Beets, de nog jonge student, bezat het vermogen goed te kunnen observeren. Vervolgens kon hij zijn waarnemingen in een superieure stijl verwoorden. Bovendien was er altijd sprake van humor en ironie. Bepaalde personages uit zijn verhalen zoals Keesje, Teun de Jager en Nurks werden nationale figuren. Behalve de door hem gecreëerde personen zijn het ook humoristische situaties die in het geheugen blijven.

Prof. dr. Nicolaas Beets

Het is heel bijzonder dat een twintigjarige de Camera weet te waarderen en het aandurft een nieuwe versie te schrijven. De schrijfster stelt zich overigens heel bescheiden op: De Camera diende slechts als inspiratiebron. De toverlantaarn vormt een ode aan de Camera en wil deze weer onder de aandacht brengen.

De toverlantaarn begint met het hoofdstuk Moestuinvreugd. Een fraaie titel. De titels vormen überhaupt een sterk onderdeel van het boek. Er wordt een alledaagse werkelijkheid in beschreven. Alledaagser dan het onderwerp volkstuin kan haast niet. Het is een zeer uitgebreid stuk over de planten en het werk in een volkstuin. Geen handeling, geen personen. Een beetje saai. Toch maakt de luchtige schrijfstijl het leesbaar. Het artikel is ogenschijnlijk heel serieus. Het bevat veel raadgevingen, maar gelukkig is het ook af en toe hilarisch. Een klein voorbeeld: Wat drommels – daar zijn allerlei kleine happen uit uw slabladeren te zien, en – ziedaar! Een halve krop is verdwenen, Zouden het de vogels weerom zijn geweest? Neen! Ik citeer, uit mijn moestuinboek: ‘Verschijnselen: de bladeren zijn aangevreten, veelal vanaf de rand van het blad – rupsen. Wegvangen.

Het tweede hoofdstuk Horeca-ergernissen bestaat uit louter kritiek op het verblijf in een hotel, een restaurant of een café. Het is een van de meest humoristische hoofdstukken. De verteller noemt veel bezwaren van het verblijf in een hotel. Over de eerste kennismaking met de hotelkamer: De muffe tapijtachtige geur van de lange gangen hangt gelukkiger wijs in mindere mate in de kamer zelve, maar is zeker niet afwezig, zodat gij allengs naar de raamkant van het vertrek tijgt om het venster te openen. Enthousiaster is de ‘ik’ over kamperen. Ikzelf, ik houd van kamperen. Het ontwaken tussen het geboomte en vogels, het languit op een groot kleed in het gras liggen na een afwisselende dag, het weten om te gaan met een gasbrander en kooktoestel om een waarachtige campingmaaltijd te bereiden … Deze citaten vormen tevens een mooi voorbeeld van het geslaagde 19de-eeuwse taalgebruik.

Met het hoofdstuk Een ontmoeting in Frankrijk wijkt de schrijfster af van de Camera, waarin de verhalen zich uitsluitend in Nederland afspelen. De beschrijvingen van de vliegreis, het huis van zijn gastheer, de heer Daudelet en het interieur van het operagebouw zijn uitzonderlijk goed. Heel komisch is zijn aankomst bij het huis van Daudelet. Hij wordt aangevlogen door een hond. Van deze gebeurtenis is een tekening afgebeeld, één van de geslaagde tekeningen van Jan Cleijne. Ze zijn grappig en geven de sfeer goed weer, een heel goede aanvulling op de tekst.

Het verhaal De familie Harbrinck komt wat sommige onderdelen betreft het meest overeen met de Camera en dan in het bijzonder het verhaal van De familie Stastok. Bij Stastok reist de jongeman Hildebrand in een diligence naar zijn oom en tante in Haarlem. In De Toverlantaarn gaat het om een jongedame die de kerstdagen gaat doorbrengen bij haar oom en tante in Utrecht. Ze reist per trein. Hildebrand beschrijft de passagiers van de diligence heel gedetailleerd. Bij Suzanne Voets gaat het om een dame in de trein. Zij beschrijft een heer in haar coupé. Hij was van een gewone lengte, droeg een tamelijk onfrisse tabakskleurige pullover welks kleurtoekenning tevens geroken werd, een zeer kleine bril die de ogen tot het indringende verkleinde. Zo gaat het nog even door. De huiselijke sfeer bij de familie Harbrinck komt overeen met die van de familie Stastok. Pieter Stastok is een onhandige verlegen jongen die het meisje waarop hij verliefd is niet durft te benaderen. Iets dergelijks zien we bij de familie Harbrinck. Daar gaat het om Jonas. Als hij met de ‘ik’, zijn nichtje aan het schaatsen is, ziet hij zijn geliefde. Mijn goede neef begon te trillen in zijne handen en trok de handschoenen uit, als was hij dan beter in staat na te denken. ‘Naar haar toe gaan…’prevelde hij.

Suzanne Voets heeft met het schrijven van dit boek zeker een geweldige prestatie geleverd. In de eerste plaats door de stijl en het taalgebruik. Haar intentie om door middel van een ‘Camera Obscura-achtig boek de aandacht op dit vergeten meesterwerk te vestigen is heel prijzenswaardig. Een herkenbaar Beetsboek is het niet. Maar het is haar zeker gelukt in de trant van Beets te schrijven door de onderwerpkeuze en vooral de taal.

Een heerlijk boek dat hopelijk de Camera Obscura weer uit de vergetelheid haalt.

Suzanna Voets – De toverlantaarn. ISBN 978-90-295-4380-4. 263 pagina’s, € 22,50.  Amsterdam: De Arbeiderspers 2021.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Fictie, Literatuur. Bookmark de permalink.