Onze jongens in Indië

Ooggetuige

Nauwelijks ontkomen aan de Tweede Wereldoorlog werden van 1946 tot 1949 vijfennegentigduizend Nederlandse dienstplichtigen een dubieuze oorlog ingerommeld.

Angst voor zowel gezichtsverlies alsook het kwijtraken van een lucratieve kolonie waren in 1946 krachtige drijfveren om een militair apparaat op te tuigen ten einde in Indië het Nederlandse gezag te herstellen. De vijanden waren de Indonesische vrijheidsstrijders. Al op 17 augustus 1945 was de Republiek Indonesië uitgeroepen. Een onomkeerbaar besluit dat pas door de Nederlandse regering als zodanig werd ingezien toen men in Den Haag besefte dat het loslaten van Indonesië de goedkoopste optie was.

De oorlogspolitiek kostte 5000 Nederlandse militairen het leven, waarvan de helft door oorlogshandelingen. Aan Indonesische kant schat men het aantal slachtoffers op 25.000 tot 100.000.

Dit zijn de grote getallen. Voor het werkelijke leed, de vertwijfeling, de branie en de vijandschap moet men het zoeken in de kleine registers, bij het soldatenleven van alle dag in een land waarvan de meeste Hollandse jongens geen benul hadden wat hen te wachten stond.

Hoe verging het een peloton soldaten dat in 1946 er het beste van moest maken?

Aandoenlijk is het verhaal van de mannen die zich inspannen om een geschikte, hoge mast voor de Hollandse driekleur aan de jungle te ontfutselen. Ze gaan op pad en komen in een hinderlaag terecht. Het is een pandemonium van geweervuur, krijsende vrouwen, geschreeuw van vrijheidsstrijders en een knetterende vlammenzee.

Zwaaiend met hun messen en krissen renden ze naar het bivak van de Nederlanders die hun wapens gloeiend schoten. ‘Daar komen ze, vlucht!’ schreeuwde de sergeant. ‘Niet vluchten’, gilde een ander, ’als je vlucht word je in stukken gesneden!’ En dan zijn deze soldaten nog alleen maar op zoek naar een geschikte vlaggenstok.

Iedere oorlogsveteraan weet het. De oorlog begint als de eerste jongen is gesneuveld. Dan wordt alles anders. Iedereen beseft dat terugkeer naar Nederland allerminst vanzelfsprekend is. Kameraadschap en vechtlust nemen toe, maar evenzeer het gemor. Waarom moet de gesneuvelden dit lot treffen? Zij zijn niet meer dan pionnen op een politiek schaakbord. Bovendien lopen zij het risico later in Nederland uitgemaakt te worden voor moordenaars.

Tijdens die vuile oorlog wordt al beseft wat later publiekelijk zal worden benoemd: oorlogsmisdaden.

Want die vinden plaats. Het systeem werkt het in de hand. Het gaat immers om zogenaamde politionele acties en niet om een oorlog. Bij een oorlog maak je krijgsgevangenen die, als alles correct verloopt, gevangen worden gezet in kampen. Die zie je dus niet terug. Bij politionele acties worden gevangenen overgebracht naar Batavia of Jakarta en laat men de meesten spoedig weer vrij. Die zie je dus wél terug. Dit werkt onwettige standrechtelijke executies in het moeilijk te controleren binnenland in de hand.

Natuurlijk is er niet alleen de barre oorlog. Soldaten maken plezier, gaan met verlof, sjouwen achter de hoeren aan, laten zich vollopen met drank en verzeilen in situaties die in Nederland ondenkbaar zijn.

Jongens raken in gewetensnood door hun kerkelijke achtergrond of omdat er thuis een verloofde op hen wacht.

Er is de twijfel. De illegale strijd tegen de moffen en Mussert ademt nog in de nek. Is Soekarno net zo iemand?

De meesten dachten dat de wereldoorlog voorbij was. Krijgen ze deze grap. Een oorlog in de tropen, veertienduizend kilometer van huis. Arme soldaten. Een waardeloos schaakbord en een verloren partij.

Auteur

Jacob Zwaan (1922-2005) beschreef de Indische oorlog door de ogen van de jongens van een peloton. Juist de kleine dingen van de dagelijkse soldatenleven met als decor de vrijheidsstrijd van Indonesië, maakt deze roman tot een levensecht document.

De auteur was destijds ooggetuige en neemt de lezer mee naar de open zenuw van het geweten. Naar het spanningsveld tussen eergevoel en nederigheid. In die zin is dit een prachtige oorlogsroman.

Jacob Zwaan – Onze jongens in Indië. De geschiedenis van een peloton. ISBN 978-90-897-5889-7, 252 pagina’s, € 20,00. Meppel: Just Publishers 2021.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Geschiedenis, Nederlands Indië. Bookmark de permalink.