Onder de sneeuw een Indisch graf

Zuid Molukken in Hollandse doorzonwoning

Nooit meer ‘pulang sama-sama’.

De kleine Frans wordt geboren in het Ambonezenkamp in Woerden. Een kamp met hekken eromheen, de jongen weet niet beter. Alle volwassenen om hem heen zijn afkomstig van de Zuid Molukken en iedereen koestert de wens ooit weer terug te gaan, naar huis. ‘Thuis’ is het onderwerp van alle volwassen gesprekken. Op weemoedige toon praatten ze over vroeger, over de hoop die ze hadden naar Ambon terug te keren als de Belanda’s eindelijk weg waren… Maar het komt niet zover. Frans, zijn oudere broer Bertje, moeder Iet en vader Fons verhuizen vanuit het kamp naar een Molukse wijk in Leerdam. Het lijkt wel of de échte terugreis steeds verder wordt opgeschoven. Maar vergeten wordt hij niet. Want Bertje en Frans aarden dan wel in Nederland, volgen hun schoolopleiding en krijgen een eigen leven, maar dán, als de jongens volwassen zijn, gaan Fons en Iet samen terug, reken maar: pulang sama sama. Dát is een plan wat vaststaat. Maar zo ver komt het niet. Want in plaats van op de Molukken, wordt Fons begraven onder de Hollandse sneeuw.

Frans Lopulalan is de kleine Frans uit het eerste verhaal De barak in deze bundel. De auteur haalt vol liefde, weemoed en gevoel voor het kleinste detail herinneringen op aan zijn jeugd. Bertje en moeder Iet en alle ooms en tantes die continu over de vloer komen, worden haarfijn getekend. Maar degene die de meeste aandacht krijgt, is Fons, Frans’ vader. Een zachtmoedige man die door moeder Iet regelmatig ertoe gedwongen werd strenger te zijn tegen zijn zoons dan hij zelf noodzakelijk vindt. Dat laatste ziet Frans pas in als hij zelf wat ouder is: niet vader was de boeman, maar moeder.

In het tweede verhaal De veertigste dag, waar Frans, veertig dagen na het overlijden van zijn vader, teruggaat naar het kamp waar hij ooit werd verwekt, komt de herinnering boven aan de woorden die zijn vader hem op volwassen leven eens voorhield: Onthoud dit goed jongen. Laat de woede in je razen, maar zoek geen object. De oorlog van onze geesten is alleen te winnen als je niet naar een tegenstander zoekt om op neer te kijken. Razernij, verdriet, inwendige woede, en je dan tóch beheersen… dat was de manier waarop zijn vader zijn verlangen en heimwee naar Ambon verbeet. De realiteit verscheurt de dromen en de illusies.

Auteur

Frans Lopulalan (1953 – 2020) schreef dit boek als debuut. Het kwam uit in 1985 en werd buitengewoon enthousiast ontvangen. Critici roemden het eensgezind. De auteur kwam pas in 1994 met een tweede (en laatste boek) Dakloze herinneringen, verhalen. Daarin staan de herinneringen centraal van de generatie van Lopulalans zoon. In 2010 bezoekt Frans met zijn 19-jarige zoon Bendja tijdens een reis lang het erfgoed van de Molukken het voorouderlijk dorp Porto op Saparua. Daarvan is een documentaire gemaakt: Een zoon van Porto.

De Indisch-Nederlandse schrijver en popmuzikant en Doe Maar-oprichter Ernst Jansz schreef een kort voorwoord bij dit boek. Dat begint met de woorden: ‘In uw handen houdt u een kostbaar geschenk’, even verder schrijft hij: ‘Hoe liefdevol kan een mens schrijven?’ Eigenlijk zegt hij met deze prijzende woorden alles. Lopulalan heeft de gave kleine gebeurtenissen groots te beschrijven, grote gebeurtenissen terug te voeren tot de kern. De liefde voor zijn vader doordesemt de pagina’s .

Dit briljant geschreven en ontroerende boek is een ware parel, zacht glanzend, zeldzaam en kostbaar. Wat is het jammer dat Lopulalan niet meer geschreven heeft.

Ik vind het een meesterwerk zoals je maar zelden leest.

Frans Lopulalan – Onder de sneeuw een Indisch graf. ISBN 978-94-93214-20-0, 180 pagina’s, €17,50. Haarlem: In de Knipscheer 2020.

NB De uitgever geeft meer werk uit van de tweede generatie Indo-schrijvers. Onder hen Ernst Jansz, Alfred Birney, Glenn Pennock, Marion Bloem en Yvon Muskita.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Nederlands Indië. Bookmark de permalink.