De Witte

100 jaar Vlaamse klassieker

Generaties Vlamingen en Zuid-Nederlanders zijn opgegroeid met deze klassieke oergeestige streekroman. Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van De Witte deze feestelijke jubileumuitgave.

In november 1920 verscheen de eerste druk van De Witte bij de Wereldbibliotheek. In 2020 wordt het jubileum met de 126ste druk van het boek gevierd. De Witte is een klassieker geworden. Tweemaal werd het boek verfilmd. De televisieserie Wij heren van Zichem, ook een bewerking van De Witte, was een van de meest succesvolle Vlaamse televisieseries ooit. Het boek is in de eerste plaats bekend door zijn humor. De Witte is een schelm, een knaap die allerlei kwajongensstreken uithaalt. Het is een jongen die van de vrijheid houdt en moeite heeft met het gezag. Die vrijheidsdrang komt duidelijk naar voren in het volgende citaat.

Dat de grote mensen toch maar eens wilden begrijpen wat een onzeglijk genot het was, voor jongens van zijn soort, vrij te kunnen beschikken over hun zomerdagen, zonder schoolmeesters, zonder vaders of moeders, zonder catechismussen of rekenlessen. Wat konden ze soms iemand doodkoejonneren.

Auteur

Andreas Ernestus Josephus (Ernest) Claes (1885-1968) werd geboren in Zichem. Hij was een lastige jongen. Na de lagere school werkte hij in de drukkerij van de Abdij van Averbode. Deze feiten zien we terug in De Witte. Hij studeerde in Leuven Philologie germanique. Met het proefschrift Het proza van Potgieter promoveerde Claes. Bij het Beknopt Verslag van het Belgisch parlement werd hij vertaler en later directeur. Naast zijn ambtenarenbaan werkte mee aan tijdschriften en schreef hij verhalen en vele romans. Zijn meest succesvolle boek De Witte verscheen in 1920.

De hoofdpersoon is Ludovicus Verheyden, bijgenaamd De Witte. Uit het boek komt hij naar voren als een belhamel. Het is een bijzondere jongen met een  ongebreidelde levenslust en vitaliteit. Hij is iemand die in het moment leeft. Daarnaast is hij een echte anarchist die grote moeite heeft met gezag. De inleider van het boek zegt hierover: In een tijd waarin kinderen slaafs moesten gehoorzamen aan de meester op school, de ouders thuis en de pastoor in de catechismusles vecht de Witte voortdurend om het juk van die vermaledijde volwassenen af te werpen.

De grootste charme van deze klassieker is de humor, die komen we tegen in de situaties, het gedrag van de Witte, maar vooral ook in de Vlaamse dialogen. Het Zichemse dialect is zo fonetisch mogelijk weergegeven. Als je dit sappige dialect hardop leest kom je helemaal in de sfeer van de streek en de tijd. We bespreken enkele voorbeelden.

Opvallend is de gevatheid van de Witte. Hij is door de meester op de eerste bank gezet. Zo kan hij deze ondeugd sneller aan zijn oren trekken. Als de vader van de Witte vraagt of hij braaf is in de klas, zegt de Witte: Joa zeker, want ik zit al op d’iêste bank.

Een mooi voorbeeld van het impulsieve handelen van de Witte zien we als hij met zijn vader met de trein naar Diest gaat om een nieuwe klak (pet) te kopen. Tijdens de reis hangt de Witte uit het raam. Van de andere kant nadert een trein en hij ziet dat een boer ook zijn hoofd uit het raam heeft. De Witte kwam dichter en dichter bij de uitkijkende boer in de andere trein, en hoe ’t opeens in hem schoot wist hij niet, het tintelde onwillekeurig door zijn vingers en zijn armen – en roef! Hij greep de zwarte buisklak van de boer zijn hoofd af. Zijn vader reageert woedend en voor straf moet hij de pet opzetten. Hij is veel te groot en zakt tot over zijn oren.

Veel grappigs gebeurt in de klas met de wel heel driftige meester. Om aan een overhoorbeurt te ontkomen maken de jongens elkaar wijs dat als je een ajuin (ui) onder je oksel klemt je ’t zeningewoater krijgt (het zenuwwater). Dan kon je naar huis. Het mislukt en de Witte slikt de ajuin door. Hij wordt misselijk maar hij mag niet naar huis. De meester gaf hem een duchtige pandoering en schopte hem de koer op.

Een onderbelicht aspect is het taalgebruik van Ernest Claes. Zo is zijn beschrijving van een zomers landschap heel lyrisch. De zon stond te laaien ginder hoog boeven het Kraanrijk, en schoot heur gouden vlammen over de meersen en de velden, groot en wijd, het al omvattend in haar spetterend licht. Over het koren langs beide zijden van de steenweg froezelde het wagende windje dat de koelte van de morgendauw nog door de lucht dreef, en het gouden graan reuzelde heimelijk in zijn hoge vlumbaardige halmen als ’t neuriënd fezelen van al de zonnigheid die erover lag.

 

Een prachtige jubileumuitgave met pentekeningen van Felix Timmermans

Ernest Claes – De Witte. ISBN 978-90-284-5121-6, 213 pagina’s, € 19,99. Amsterdam: Wereldbibliotheek 2020.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Cultuur, Humor. Bookmark de permalink.