Bange mensen stellen geen vragen

Uit het werk van Renate Rubinstein

Ronit Palache stelde een rijke bloemlezing samen van de autobiografische teksten van Renate Rubinstein: columns, lezingen en brieven. Rubinstein komt naar voren als een volkomen autonome geest die niet bang was anderen de waarheid te zeggen.

De samenstelster van de bloemlezing begint met een uitvoerige inleiding. Zij typeert Rubinstein als een eigengereide persoonlijkheid met een onafhankelijke houding die wars was van ideologieën en de gevestigde orde. Haar vader was joods, zelf toont ze een problematische houding ten opzichte van het jodendom. Ze is fel tegen het zionisme.

Ze begint haar schrijversloopbaan bij Propria Cures. Lange tijd schreef ze als Tamar colums voor Vrij Nederland. Met collega Hugo Brandt Corstius (Piet Grijs) had ze een langdurig conflict. Ze was kritisch over het feminisme, dat zij aanduidde als ‘vrouwenkul’. Over het feminisme zei ze: Ik ben te geëmancipeerd om feministe te zijn. Ze was ook bekend om de affaire Weinreb, had daarover een afwijkende mening en hield daaraan vast. Wat velen schokte was haar affaire met Simon Carmiggelt. In haar postuum verschenen boek Mijn beter ik onthulde zij hun geheime liefde.

Deze bloemlezing stelde Ronit Pallache samen als een eerbetoon. Ze vond het belangrijk dat haar Rubinsteins columns weer aandacht zouden krijgen. Haar kritische stem was uniek, een voorbeeld voor de columnschrijvers van deze tijd. Palache noemt haar de moeder van de Nederlandse column.

Samensteller

Ronit Palache (1984) studeerde journalistiek en werkte bij Elsevier en de uitgever Prometheus. Ze organiseert ook talkshows en symposia in de Rode Hoed. Op freelancebasis werkt ze nu voor verschillende kranten en bladen. In verschillende talen interviewt ze schrijvers en andere publieke figuren. Ze zit in de redactie van televisieprogramma’s. Van haar hand verschenen twee boeken: Ontroerende onzin, de joodse identiteit in het Nederland van nu en een bloemlezing uit het werk van de journalist Ischa Meijer Ik heb niets tegen antisemieten, ik lééf ervan.

 

Dat Renate heel kritisch en keihard in haar oordeel kon zijn blijkt onder andere uit de column Mijn schooltijd. Ze vertelt daar over de tijd die ze doorbracht aan het Vossius Gymnasium, een school waar vele beroemdheden op zaten. Zij vond de school verschrikkelijk. Ik heb me in mijn hele leven nooit meer zo hartgrondig, onophoudelijk tot nagelbijtens toe verveeld als in die vreselijke schooljaren. De leraren vond ze zonder uitzondering een ramp. Zelfs haar lerares Nederlands deugde niet. De meeste schrijvers hebben juist heel goede herinneringen aan hun docent Nederlands. Renate zegt over haar lerares dat zij op zo’n manier les gaf dat ze een hekel kreeg aan literatuur. Haar schoolloopbaan was ook niet succesvol. Ze bleef een keer zitten en ze verliet de school in het zesde leerjaar zonder examen te doen.

In verscheidene columns spreekt Rubinstein over het jodendom. De joodse identiteit blijkt een ingewikkelde zaak. Zelf voelde zij zich joods. Formeel was ze dat niet, want ze had geen joodse moeder, wel een joodse vader. Voor haar was het genoeg dat ze een joodse achternaam had en een joods uiterlijk. Volgens haar moeder was men joods als je tot de joodse godsdienst behoorde, dat er een joods ras zou bestaan vond zij onjuist. Dat was het standpunt van de nazi’s. Orthodoxe joden hadden het standpunt dat je joods bent als je de wetten van de joodse god gehoorzaamt. Het is de Thora die door deze god is geopenbaard. Zionisten stellen dat een jood behoort tot het joodse volk in Israël.

Renate Rubinstein keerde zich in haar columns heel fel tegen het zionisme. Zionisme wordt gezien als het streven van de over de wereld verstrooide joden die op de plaats van het oorspronkelijke Israël een onafhankelijke joodse staat wilden stichten. Dat is inmiddels gebeurd en Renate verwijt de zionisten dat ze de Palestijnen niet erkennen als oorspronkelijke bewoners. Ze verwijt hen ook dat ze nationalistisch zijn. Joden die buiten Israël wonen en zich bijvoorbeeld Nederlander voelen zijn volgens de zionisten te veel geassimileerd. Er is maar één land voor de Joden en dat is Israël. Zionisten verheerlijken blonde joden die in Israël zijn geboren, dit ten koste van bijvoorbeeld zwarte joden in Afrika. Rubinstein gebruikt hiervoor zelfs het woord racisme. Zij noemt Israël ook ondemocratisch. Door de invloed van de zionisten is er sprake van een theocratie.

Wie aan Renate Rubinstein denkt, associeert haar onmiddellijk met de kwestie Weinreb. Het voert te ver de kwestie hier te bespreken, dat gebeurt in het boek zelf. Belangrijk is de houding van Renate. Weinreb werd na de oorlog veroordeeld voor collaboratie met de Duitsers. Presser nam het voor hem op en Rubinstein spoorde Weinreb aan zijn memoires te schrijven om de zaak recht te zetten. Toen later het RIOD aantoonde dat Weinreb wel degelijk schuldig was veranderde Rubinstein niet van standpunt en kreeg vanuit het gehele land veel kritiek.

 

 

Over het algemeen was Renate Rubinstein heel open. Ze ging geen enkel onderwerp uit de weg. In het boek komen we twee onderwerpen tegen waarover ze wel zweeg: haar ziekte MS en haar relatie met Simon Carmiggelt. In de zeven jaar dat ze MS had had ze er nooit over geschreven. Toen Adriaan van Dis haar uitnodigde voor een interview op de televisie vroeg hij haar of ze over haar ziekte wilde praten. Haar antwoord was: Ik heb er godverdomme nog nooit over geschreven en het ook altijd uit interviews geweerd, ik verdom het, het is geen onderwerp voor televisie. Na enige bedenktijd ging ze toch overstag. Daarna schreef ze zelfs een boek over haar ziekte: Nee heb je. In de bloemlezing zijn enkele fragmenten opgenomen.

Tien jaar had Simon Carmiggelt een intieme relatie met Renate. Al bij hun eerste ontmoeting werd Carmiggelt verliefd en zoende hij haar. Ze was altijd al een bewonderaar van hem geweest. Hij was een groot voorbeeld voor haar als schrijver en onafhankelijke geest. Hun verhouding verbaasde haar, hij was immers de meest getrouwde schrijver van Nederland. Renate heeft altijd gezwegen over hun verhouding. Pas na haar dood verscheen de roman Mijn beter ik, herinneringen aan Simon Carmiggelt. In deze bloemlezing staan enkele fragmenten uit dit boek. Renate schrijft met veel waardering over Carmiggelt. Hij sprak nooit over haar ziekte en stimuleerde haar. Het was geen passionele verhouding. Simon zei zelf: Ik kan niets voor je doen, ik ben een oude man. Toch beëindigde ze de relatie met twee jongere minnaars. Over de onthulling van de verhouding ontstond veel tumult.

Deze bloemlezing van in de vergetelheid geraakte columns is opzienbarend. Ze geven ook een mooi tijdsbeeld.

Renate Rubinstein – Bange mensen stellen geen vragen, samengesteld en ingeleid door Ronit Palache. ISBN 978-90-295-4284-5, 512 pagina’s, € 27,50. Amsterdam: De Arbeiderspers 2020.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Bloemlezing, Literatuur. Bookmark de permalink.