Vissenschild

Een kalligrafist vertelt het verhaal van Elpis

Het meisje Elpis wordt op een nacht verkracht door Allesman/Nietsman. Het verhaal is gebaseerd op de Vlaamse volkslegende van Fiere Margriet.

Een kalligrafist heeft een verhaal in zijn hoofd en probeert dat op papier te krijgen. Het gaat over een meisje dat bij haar tante, de daalderse vrouw, woont en die in een herberg de mannen van drank voorziet. Regelmatig gaat ze naar buiten en loopt ze door een koolzaadveld. Op een dag komt daar Allesman/Nietsman die haar verkracht. Haar lichaam belandt in de rivier. Als door een wonder drijft ze, gedragen door vissen (rustend op een vissenschild), tegen de stroom in naar de stad. In dit epische, dus verhalende gedicht is dit het kernverhaal. Liesbeth Lagemaat hanteert persoonlijk, afwijkend taalgebruik. Daardoor is de inhoud voor een groot deel raadselachtig en moet de lezer zijn uiterste best doen om het verhaal te reproduceren.

Auteur

Liesbeth Lagemaat (1962) is een Nederlandse dichteres. Ze studeerde Nederlandse taal en – letterkunde. Ze was onder andere journalist, reclametekstschrijver, actrice en docent Nederlands. Ze publiceerde gedichten in Maatstaf en De tweede ronde. In 2005 verscheen haar debuutbundel Een grimwoud in mijn keel, waarvoor ze de C. Buddinghprijs kreeg toegekend. Hierna verschenen nog de volgende bundels: Een koorts van glas, Handlanger: het witte kind, Het uur van de pad, Nachtopera (beloond met de Karel van de Woestijne-prijs) en Abri. Met Martin Michael Driessen schreef ze onder het pseudoniem Eva Wanjek de roman Lizzie.

De kalligrafist in zijn scriptorium schrijft dit verhaal tegen zijn zin. De titel van het gedicht wijst daar al op: Tegen wil en dank dient zij zich aan. Zijn tegenzin heeft waarschijnlijk te maken met de negatieve afloop van het verhaal. In deze persoon zien we het creatieve proces van de kunstenaar. Die heeft inspiratie, een idee dat zich opdringt en dat zichtbaar gemaakt moet worden in letters op papier. Dit schrijfproces is heel spannend en beeldend verwoord.

Is het papier nog beter op de hoogte van wat zich roert in                                                      hersenen, hart van de kalligrafist? Moedigt het hem aan?

De hand met de stift luistert, volgt. In die donzige witte                                                        vlakte onder hem ligt het begraven. Of opgeslagen. Of het ligt er

eenvoudig te liggen totdat vingers een pen sturen, de richting op

zenden van wat straks niet meer is: een geheim.

De eigenlijke hoofdpersoon is Elpis. Haar karakter blijft vaag. Twee droombeelden worden beschreven, waaronder de vooruitblik: Op het water drijf ik, het vissenschild een nachtmatras.

Haar lievelingsplek is het koolzaadveld waar ze in gezelschap is van reigers. Daar gebeurt van alles om haar heen.

Tussen haar tenen spikkels koolzaad-alg en groene onbetekenende

staafjes, spuugjes van niks, rond haar knieën sponzige plakkaten

van ooit cumulus-achtige oorsprong, met haar vingers tikte ze

gouden schijfjes als damstenen over het wateroppervlak.

Een andere omgeving waarin Elpis zich beweegt is de herberg. Wat een mooi contrast. Tegenover de dromerige natuur de nuchtere harde en luidruchtige sfeer van de kroeg. Elpis vult de kruiken en brengt ze naar de dorstige mannen. Tenslotte is er de verkrachting. De dichteres heeft hier gekozen voor zeer verhullend taalgebruik. De gebeurtenis vormt wel een climax in het verhaal. Wat volgt is een mooie verstilling.

Dan is er nog de daalderse vrouw, de vrouw die in de herberg de daalders (geldstukken) telt. Ze is de tante van Elpis. In haar beschrijving is meestal sprake van helder taalgebruik. Haar karakter is duidelijk geschetst. Ze is een verbitterde oudere vrouw die jaloers is op haar mooie, jonge nichtje.

In tegenstelling tot haar laatste bundel Abri, die opvalt door helder taalgebruik en meestal verhalende elementen, heeft Liesbeth Lagemaat nu gekozen voor een ware stortvloed van woorden, beelden en klanken, waarbij het verhaal verdwijnt. Dit maakt de gedichten behoorlijk ontoegankelijk. Ze gebruikt veel neologismen, maar ook soms wel wat onbekende, moeilijke woorden. Enkele voorbeelden: spingradische schreef, starnakelse ademzak, onmarrylische blikkertand. Is het hiermee een slechte bundel? In tegendeel, er valt genoeg te genieten, bijvoorbeeld het beeld van de reigers, het beeld van het vissenschild waardoor ze gedragen wordt en het heel mooie en ontroerende gedicht De rouw van het nevelkind. Ook de kalligrafist met zijn verzet en zijn schrijfactiviteit met inkt, pennen en papier is een ontroerende figuur.

Ik zou Ilja Leonard Pfeijffer willen citeren als het gaat om moeilijke poëzie. Onbegrijpelijke poëzie is beter dan makkelijke poëzie. Hij geeft als raadgeving: Je moet je analytische hoofd dat wil weten hoe het zit afschroeven. Met dat laatste ben ik het helemaal eens. Geef je over aan de woordenstroom en laat je meevoeren en geniet dan van de schoonheid van deze gedichten.

Een fraaie maar lastige gedichtenbundel.

Liesbeth Lagemaat – Vissenschild. Een episch gedicht. ISBN 978-90-284-5127-8, 63 pagina’s, € 26,48. Amsterdam: Wereldbibliotheek 2020.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Poëzie. Bookmark de permalink.