Youp als beroep

Terugblik op een tot nu toe vrolijk verlopen leven

‘De wereld verbeteren zal me niet lukken, de mensen wakker houden wel’

Twaalf jaar was de kleine Joep van ‘t Hek toen zijn ouders hem meenamen naar Carré. Daar, in die cultuurtempel in Amsterdam, trad de enige echte Toon op en die ‘verpletterde dit mannetje’. Dat ga ik ook doen, dacht hij, dat wordt mijn werk, ik word komiek, ik word Toon Hermans. Vanaf dat moment begon hij te schrijven. Gedichtjes, voorzichtige versjes, kleine gedachtes, grapjes, te flauw voor woorden. De 12-jarige Joep is nu bekend als Youp. Toen de cabaretier en schrijver onlangs 65 werd en zijn uitgeverij hem voorstelde daaraan iets te doen, kwam de gedachte boven aan een ‘plakboek’ over de voorbije jaren. Jaren waarin hij mensen ontroerde, aan het lachen maakte, irriteerde, woedend maakte, deed slikken, maar ook deed huilen van het lachen en vooral heel veel momenten van herkenning bezorgde. In Youps eigen gedenkboek vinden zijn publiek en lezers alles naar hun gading, het is een grabbelton aan emoties: grijp en word gegrepen.

Bijna vijftig jaar Youp is onmogelijk te vangen in een aantal onderwerpen. Dat doet Youp zelf ook niet. Hij haalt op onderwerp herinneringen op. Daarbij krijgen de spelers van het ‘oude Ajax’ een even belangrijke rol als de reddingsactie van De Kleine Komedie, waarbij Youp duidelijk maakt dat Carré weliswaar een ontzagwekkende cultuurtempel is, maar dat hij het spelen daar toch lang heeft uitgesteld: een mens moet wat te wensen houden. Bovendien houdt hij erg van kleine zaaltjes, formaat Pepijn in Den Haag, de plaats waar zijn collega Paul van Vliet begon. Klein is intiem, de lach kan er zo lekker langs de muren golven, nee, met klein is niets mis. Ook een mooi onderwerp, het koningshuis. Youp is een overtuigde republikein, hij vindt het koningshuis maar achterhaalde poespas en hij zal niet nalaten deze mening te berde te brengen. Hij ontmoette de koning toen deze ‘een jochie van achttien’ was en Youp zelf 31 en nog in het bezit van een kop vol donkere lokken. Volgens mij doet hij zijn rare baantje goed. (…) Sprookjesklus waarvoor je in de wieg bent gelegd. (…) Kortom open die kooi. Laat ze vrij. Tenminste als ze nog kunnen overleven in het wild.

‘Trix’ ontmoette hij onder meer in 1990 bij de opening van het FNV-gebouw. Youp vertelde in een korte conference dat hij medelijden had met haar om haar rare baantje. Zou ze ook niet eens lekker los willen gaan? Hij stelde haar voor samen met hem te deserteren om in de stad te gaan drinken en feesten. Vervolgens liep hij naar haar toe, en reikte haar de arm. Trix stond op en het duo sjouwde de zaal uit, verbijsterd nagekeken door het op z’n zondags geklede gezelschap. De voorzitter van het FNV was woedend, hij had een hele speech klaarliggen, die kon hij nu niet meer houden. Hoe het afliep leest u in dit boek.

Auteur

Youp (Joseph Jacobus Maria) van ’t Hek (1945) was een rebel op alle scholen die hij tijdens de leerplicht aandeed. In 1977 was zijn leven een chaos. Hij was een ‘halfzachte liedjeszanger’ maar daar kon hij niet van leven. Stukje bij beetje breidde hij zijn cabaret-activiteiten uit en raakte hij bekend. En nu is de jongen met mavo gehaat/geliefd columnist bij NRC/Handelsblad, hij staat en leeft en IS theater. Hij is 100% Youp van beroep.

Het grootste compliment dat hij in zijn theatercarrière kreeg? Dat kwam na de oudejaarsconference (een ‘grappig Hollands fenomeen’) Troost, een ‘lappendeken van alles wat er in 2008 gebeurd was’. Een meisje verklaarde na afloop: ‘Ik heb heel hard gelachen, maar weet ook meteen dat ik met spoed moet emigreren.’

Ondanks dat Youp geen onderwerp uit de weg gaat in zijn columns en theatershows berijdt hij toch een paar stokpaarden. Hij omarmt veelvuldig ‘de gek’, de man of vrouw die leeft zonder zich iets van wet of regel aan te trekken omdat hij ze niet erkent. En daarin vindt hij nu juist zijn geluk. Ook voor lieden die zeurderige lulkoek bezigen is de cabaretier op z’n minst allergisch. Een burn-out bestaat niet: Je crematie is je burn-out.

Een ander onderwerp dat bij ieder optreden ter sprake komt, in liedteksten en conferences, is Youps angst voor de dood. Angst voor Meneer Alzheimer, angst voor een lijdensweg die misschien goed is voor nabestaanden maar niet voor de lijdende zelf. In het ontroerende lied ‘In het harnas’ is de tekst van één van de coupletten: Ik wil sterven in het harnas / ik wil dood als de komiek. / Op een doordeweekse avond / In een zaal met mijn publiek. / Ik vertel dan net iets smerigs / Over een non die met de paus / En ik val voordat de clou komt / En u geeft mij een applaus. Het lied eindigt met de regels: Maar op een dag dan zal het klaar zijn / Dan pak ik voorgoed de boot / Ik wil sterven in het harnas / Op een dag lach ik me dood.

Of Youp doorgaat met werk nu hij 65 geworden is? Ja natuurlijk. Hij werkt namelijk niet, nooit gedaan ook. Hij speelt. Ik ben bij een Romeinse handlezeres geweest en die heeft mij verteld hoe de rest van mijn leven gaat verlopen. Klein tipje van de sluier: u bent nog niet van me af. (…) En ik heb geen zin om politiek correct te worden… Gaat ook niet gebeuren.

Er moet gelachen worden. Hard en vrolijk. Of, zoals hij onlangs tegen een journalist zei: Ik wil nog één keer vlammen voor mijn crematie!

Een schitterend boek, met tientallen teksten en foto’s. Een boek om te houden en een boek om cadeau te geven aan een van Youps talloze fans.

Youp van ’t Hek – Youp als beroep. ISBN 978-94-0040-575-2. 224 pagina’s, €39,99. Amsterdam: Thomas Rap 2019.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Cultuur, Kunst. Bookmark de permalink.