Harry en Sieny

Onderduiken, overleven en dan?

Na 45 jaar vertelt Joodse echtpaar wat ze hebben meegemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Amper vier maanden nadat Harry Cohen tijdens zijn bezoek aan de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam in 1943 Sieny Kattenburg voor het eerst had gezien trouwden ze. Harry was lid van de Joodse Raad en Sieny kinderverzorgster. Onder leiding van Henriëtte Pimentel loodste het team van de crèche tientallen Joodse kinderen naar een onderduikadres.

Toen de meeste Joden weggevoerd waren (Amsterdam was zo goed als Judenrein) begon het einde van hun werkzaamheden in zicht te komen en moesten ze onderduiken. Er werd voor valse persoonsbewijzen gezorgd en op een avond werden ze opgehaald door Hannis, een boer uit Nieuw-Vennep. Ze hadden geen keuze. Ze moesten hun leven in de handen van vreemden leggen, ze blindelings vertrouwen in de wetenschap dat zij op hun beurt alles riskeerden om hen te helpen, inclusief hun leven en dat van hun geliefden. In eerste instantie werden ze ondergebracht bij een familie die in een lekke woonboot woonde. Hoewel Sieny niet durfde te klagen kon ze niet wennen aan de onhygiënische toestanden.

Ze werden daarna liefdevol ontvangen in het daglonershuisje van de familie Breijer, vader Sam, moeder Ant en hun zes kinderen. Ze werden opgenomen in de schare onderduikers van wie Salli, Harry’s vader, er tot hun grote vreugde één is. Diverse keren werden ze opgeschrikt door de komst van NSB’ers die kwamen controleren of er joden in het huisje aanwezig waren. Dan moesten ze met z’n allen de aardappelkelder in. Bovenop het luik werd het vloerkleed gelegd en de stoel van de jongste dochter daarop gezet.

Auteur

Esther Shaya-de Boks (1966) heeft samen met haar man een hotel op de Amsterdamse Kloveniersburgwal. Door haar onderzoek naar het gebouw, dat ook een achterhuis bevat, kwamen indrukwekkende verhalen naar boven. In haar vrije tijd is ze dan ook onderzoekster/schrijfster en redacteur van de boekenreeks Joodse HuizenDaardoor kwam ze in contact met Harry en Sieny en schreef over hen deze dubbelbiografie.

En toen werd het 5 mei 1945. Tante Ant deed het luik open en zei: ‘Kom allemaal maar naar boven, de oorlog is afgelopen!’ Een voor een kwamen ze onder de vloer vandaan. De realiteit van na de oorlog loog er niet om: het huis van Sieny’s ouders was leeggehaald, er woonden nu onbekende mensen in, de spullen die haar vader in bewaring had gegeven kregen ze niet terug, maar het meest dramatische was dat zo goed als de hele familie vermoord was. Terwijl ze zich onafhankelijk van elkaar afvroegen of ze hiermee konden leven, hielden ze die gevoelens zoveel mogelijk voor elkaar verborgen. De leegte was ondragelijk, maar Harry wilde Sieny sparen en Sieny spaarde Harry. Ze waren twee drenkelingen die houvast aan elkaar hadden gevonden. Als de een losliet, zou dat ook ten koste gaan van de ander en dus klaagden ze niet, maar gingen ze door.

Om alle ellende letterlijk achter zich te laten, namen ze in 1953 de grote stap om met hun twee kinderen naar Amerika te emigreren. Ook daar ging het leven niet altijd over rozen. Harry kon zich beter aanpassen dan Sieny, die in een zware depressie terechtkwam. Als vrouw van was ze huisvrouw en moeder en diende ze haar man te volgen. Toen Harry een tijdje voor zaken naar Mexico moest gingen Sieny en de kinderen daar op vakantie. Maar dochter Greta werd zwaar ziek en het gezin was gedwongen een jaar te blijven. Harry kreeg lichamelijke krachten. Het harde werken eiste zijn tol, hij kreeg hartaanvallen en Sieny moest de kost gaan verdienen.

Uiteindelijk viel het besluit weer terug te keren naar Nederland. De oorlog en zijn verschrikkingen konden ze toch niet achter zich laten. Die zaten in hen. Gaandeweg lukte Harry en Sieny om woorden te vinden voor wat hen was overkomen, voor wat ze hadden meegemaakt, voor wat op hun netvlies was gebrand.

In 1990 vertelde Sieny in het Engels hun verhaal in het United States Holocaust Memorial Museum in Washington. De laatste decennia van hun lange levens hebben ze onvermoeibaar verteld, onderwezen en geïnformeerd in de hoop bij te dragen aan het voorkomen van herhaling. Ze hebben hun levensverhaal in eerste instantie opgeschreven voor hun kleinzoon Jona, maar in feite voor de volgende generaties.

Dat dit boek een bijdrage levert aan het in herinnering blijven van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog moge duidelijk zijn. Vele verhalen zijn bekend geworden in de loop der jaren. En toch blijft het noodzakelijk het verhaal te blijven vertellen, opdat het nooit meer zal gebeuren, alle huidige tegenstellingen tussen burgers ten spijt. De lijst met geraadpleegde bronnen en de gesprekken met onder anderen Harry en Sieny zelf is indrukwekkend. Het echtpaar is nog in leven, Harry is 98 en Sieny 94 jaar oud.

Eén kritiekpunt: er staat wel een behoorlijk aantal typefouten in. Een goede corrector bij een volgend werk zou geen overbodige luxe zijn.

Esther Shaya – Harry & Sieny. Overleven in verzet en liefde. ISBN 978-94-91363-94-8, 310 pagina’s, € 21,00. Amsterdam: Gibbon Uitgeefagentschap 2018.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Biologie, Tweede Wereldoorlog. Bookmark de permalink.