Coup d’état

Rien Fraanje en Jouke de Vries – Gepland toeval. Hoe Balkenende in het CDA aan de macht kwam. ISBN 978-90-351-3573-4, 156 pagina’s, € 14,95. Amsterdam: Bert Bakker 2010.

Een beschrijving van de machtsstrijd tussen CDA leider Jaap de Hoop Scheffer en voorzitter Marnix van Rij, die leidde tot de val van beiden en de opkomst van Jan Peter Balkenende. Was dit toevallig of gepland?

Dit boekje behandelt uitgebreid de machtsstrijd in het CDA tussen partijleider en fractievoorzitter Jaap de Hoop Scheffer en partijvoorzitter Marnix van Rij waarvan de ontknoping plaatsvond in enkele tumultueuze dagen tussen donderdag 27 september en dinsdag 2 oktober 2001. Op laatstgenoemde datum waren beide kemphanen afgeserveerd en had het CDA een nieuwe leider in de persoon van Jan Peter Balkenende, nauwelijks acht maanden voor de Tweede Kamerverkiezingen van mei 2002.

De oorsprong van het conflict lag in de onvrede van partijvoorzitter van Rij over het functioneren van De Hoop Scheffer als fractievoorzitter, een onvrede die leidde tot een diepgaand verschil van inzicht met DHS en de Tweede Kamerfractie over de te volgen politieke koers. DHS en zijn secondant Hans Hillen koersten op consolidatie van de electorale positie van het CDA (29 zetels) om als tweede partij na de verkiezingen te kunnen aanschuiven bij VVD of PvdA omdat de laatste twee partijen aan het eind van Paars II op elkaar waren uitgekeken. Voor verder electoraal herstel was regeringsdeelname een absolute voorwaarde. Daarom moest in de campagne geen harde confrontatie worden gezocht met de grote paarse partijen. Van Rij wilde met een offensievere strategie zes zetels winst behalen. Daartoe moest het CDA zijn eigen verhaal vertellen en zich duidelijk als alternatief voor paars presenteren. Dit verschil van inzicht escaleerde in een persoonlijk conflict en een greep van Van Rij naar de macht. Die machtsgreep gelukte slechts ten dele. Weliswaar verdween DHS van het politieke toneel, maar Van Rij werd meegesleept in diens val. De fractie sloot de rijen achter Balkenende en wist diens kandidatuur voor het lijsttrekkerschap af te dwingen bij het partijbestuur ondanks pogingen om de Noord-Brabantse gedeputeerde Pieter van Geel naar voren te schuiven.

De feiten worden voorafgegaan door een uitgebreide inleiding over het CDA in de oppositie. We lezen hoe DHS in 1997 Ennaüs Heerma opvolgt als partijleider, maar steeds ‘net niet’ goed uit de verf komt als oppositieleider. Paars heeft het economische tij mee en de media schenken vooral aandacht aan de regeringspartijen. Als in 1998 een nieuwe partijvoorzitter moet worden verkozen maakt DHS zich hard voor Cees Veerman. De selectiecommissie heeft een voorkeur voor Pieter van Geel, maar DHS ziet in deze populaire Branbander een potentiële rivaal. Hij maakt zich hard voor Marnix van Rij, die het voorzitterschap met zijn baan bij Ernst & Young wil combineren, want van een deeltijdvoorzitter denkt hij niet veel te vrezen te hebben. DHS dreigt met aftreden als Van Geel wordt verkozen en het bestuur ‘gaat door de pomp’. Van Rij gooit echter ‘zijn ziel en zaligheid in zijn nevenfunctie’. Hij komt met nieuwe ideeën en nieuwe mensen en stort zich op de inhoudelijke vernieuwing van de partij. Tegen de wens van DHS steunt hij het plan van de redactie van het partijblad CD/Actueel om een themanummer over de heilige huisjes van het CDA te maken, zoals het partijstandpunt over het homohuwelijk, bestuurlijke vernieuwing, de publieke omroep en de deelname aan de conservatieve fractie in het Europees Parlement. Van Rij gaat zich steeds meer politiek profileren en komt daardoor langzamerhand steeds meer tegenover de onzekere partijleider te staan. In 2000 concludeert Van Rij de notitie Bruggenbouwers en pilaren, waarin hij constateert dat DHS als partijleider niet uit de verf komt en dat het goed zou zijn een team van mensen rond de lijsttrekker te bouwen voor de komende Tweede Kamerverkiezingen. Deze notitie valt volkomen verkeerd bij DHS, Volgens van Rij was dit het begin van de vertrouwensbreuk en gaat hij niet lang daarna twijfelen aan de geschiktheid van DHS als lijsttrekker voor het CDA en gaat daarover te rade bij partijprominenten als Barend Biesheuvel, Ruud Lubbers en Hans van den Broek, die net als Dries van Agt voor hem, DHS als particulier secretaris heeft meegemaakt op Buitenlandse Zaken. De laatste ontraadt een leiderschapswisseling een jaar voor de verkiezingen. Volgens Van Rij wijst hij de suggestie van niet nader genoemde CDA leden van de hand om zelf lijsttrekker te worden, hoewel ook DHS hem hierover gepolst zou hebben. Wel zegt hij in te zijn voor een ministerspost en ‘ter ondersteuning’ van DHS op de derde plaats van de kandidatenlijst te willen plaatsnemen en zich daarmee beschikbaar te stellen voor het Kamerlidmaatschap. Zijn ‘jongensdroom’ lijkt waar te worden. Die derde plaats was echter toebedacht aan Jan Peter Balkenende en de laatste weigert pertinent plaats te maken voor de partijvoorzitter. Mede daardoor vindt DHS dit voorstel ‘suïcidaal’, omdat hij dan tot de verkiezingen steeds de vraag zou moeten beantwoorden wie nu de echte leider van het CDA is. Van Rij besluit nu af te treden als partijvoorzitter. Tijdens een korte ‘radiostilte’ houdt DHS zijn beste Algemene Beschouwingen sinds hij fractievoorzitter werd. Daarna vindt een bemiddelingspoging plaats ten huize van Staadsraad Madeleen Leyten, gepokt en gemazeld in het CDA, die eerder bemoeienis had gehad met de ruzies tussen de aartsvijanden Aantjes en Andriessen en later te maken kreeg met het onbegrip tussen Van Agt en Lubbers. Naast beide kemphanen en Leyten schoven ook Staadsraad Rein Jan Hoekstra en Ernst Hirsch Ballin aan. Uiteindelijk biedt DHS Van Rij de zesde plaats op de kandidatenlijst aan, een serieuze poging tot toenadering. Van Rij weigert dit. Daarna escaleert de kwestie verder als het Dagelijks Bestuur aan Van Rij vraagt of deze beschikbaar is voor het lijsttrekkerschap en de laatste ja zegt, waarna DHS ontploft en buitengewoon gekwetst de vergadering verlaat. Het komt niet meer goed tussen beiden.
Daarna volgt een gedetailleerde beschrijving van de ontknoping. DHS verliest de steun van het partijbestuur, maar geeft zich niet gewonnen. De fractie lijkt vooralsnog unaniem achter hem te staan, maar Maria van der Hoeven maakt ook gemene zaak met Van Rij ten behoeve van haar eigen kansen en anderen zetten vraagtekens bij het lijsttrekkerschap van DHS. Als op zaterdag 29 september Norbert Schmelzer in de media pleit voor het lijsttrekkerschap van Van Rij en door het aarzelende gedrag van DHS zijn steun in het partijbestuur afkalft gooit hij de handdoek in de ring en belegt hierover een persconferentie. Het is wrang dat dit wordt gezien als ‘zijn beste tv-optreden ooit’. Het fractiebestuur besluit onmiddellijk dat de nieuwe lijsttrekker uit de fractie moet komen en schuift Jan Peter Balkenende naar voren. Onmiddellijk wordt hierover telefonisch gelobbyd bij de provinciale bestuurderen, want ook Marnix van Rij en Pieter van Geel zijn in de race. Vrij snel verschuift de steun voor de eerste naar de tweede. DHS blijkt Van Rij in zijn val te hebben meegesleurd. Een zwaar argument om voor Balkenende te kiezen is dat de lijsttrekker vanuit de Tweede Kamer het debat met zijn politieke tegenstanders moet kunnen aangaan. Nadat Balkende op maandag 1 oktober unaniem tot fractievoorzitter is verkozen blijkt het bestuur verdeeld. Gerrit Braks, voorzitter van de Eerste Kamerfractie stelt een compromis voor: een gedeeld lijsttrekkerschap van Balkenende en Van Geel op respectievelijk de eerste en tweede plaats van de lijst. Dit biedt een opening, maar de auteurs leggen niet uit waarom enkele uren later wordt meegedeeld dat het bestuur unaniem heeft gekozen voor Jan Peter Balkenende als lijsttrekker. De laatste verzoekt het bestuur op te stappen en maakt ook verder schoon schip in de partij. De rest is geschiedenis. JPB wint na het overlijden van Pim Fortuyn de verkiezingen en wordt premier.
In een epiloog ontkrachten de auteurs de bewering van Balkenende dat hij ‘per toeval’ aan de macht gekomen is. Het kwam op zijn pad en hij heeft zijn verantwoordelijkheid genomen toen de partij een beroep op hem deed. Maar JPB was als vice fractievoorzitter en derde op de kandidatenlijst (nummer twee is traditioneel een vrouw bij het CDA). JPB was dus de kroonprins achter DHS, dus was het logisch dat hij diens plaats innam. Vandaar de titel van dit boek: Gepland toeval.

De auteurs zien in het conflict meer dan een machtsstrijd tussen twee mannen die uit waren op dezelfde positie. Het was vooral een strijd tussen de professionele politici in de Kamer en de vrijwilligers en de deeltijdpolitici van het partijbureau en het Dagelijks Bestuur. Balkenende verstevigde snel zijn greep op de partij en plukte zijn partij op cruciale posities leeg, waardoor de machtsbalans tussen de partij en haar leider niet meer in evenwicht was. Dit legde de kiem voor zijn dramatische val in 2010. Het partijbestuur liep aan zijn leiband en vroeg hem te snel weer lijsttrekker te worden na de val van zijn vierde kabinet in februari 2010. ‘Balkenende ging drie maanden te lang door, omdat er niemand meer was die hardop tegen hem durfde te zeggen wat er in zijn achterban breed leefde, namelijk dat zijn politieke carrière ten einde was’.

Een bijzonder boeiend en interessant boek, dat echter te veel geschreven lijkt te zijn vanuit het perspectief van Marnix van Rij. Daarom is het jammer genoeg tevens een niet geheel geslaagde rehabilitatiepoging geworden van deze politieke Brutus, die niet kon of wilde zien dat het partijvoorzitterschap in de eerste plaats geen politieke functie is. Iemand die zich liet leiden door zijn eigen politieke ambities, zijn ‘jongensdroom’ en daartoe aan de poten van de stoel van zijn politieke leider ging zagen. Een en ander valt duidelijk tussen de regels door te lezen.

Dit boek is op 20 oktober 2010 eveneens uitgebreid besproken in het programma Puur Cultuur van MeerRadio. Daarnaast is de recensie gepubliceerd in Bestuursforum (januari 2011, pp. 22-23).

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Politiek. Bookmark de permalink.