Maarten in de bocht

Maarten van Rossum – Waarom is de burger boos? Over hedendaags populisme. ISBN 978-90-468-0705-7, 126 pagina’s, € 12,95. Amsterdam: Nieuw Amsterdam 2010.

Hoewel het Nederland en de Nederlanders over het algemeen naar den vleze gaat lijkt het land sinds het begin van deze eeuw electoraal op hol te zijn geslagen. Een steeds groeiende onderstroom van burgers met een onderbuikgevoel van onvrede voelt zich niet meer thuis bij de traditionele politieke partijen.

Het begon met Pim Fortuyn. Door de moord op deze rasquerulant zullen we nooit weten hoe lang de werkelijke politieke houdbaarheid van dit fenomeen had geduurd. Zijn niet al te zorgvuldig geselecteerde aanhangers maakten er in de Tweede Kamer en in het kabinet een potje van, waardoor de LPF zichzelf politiek uitrangeerde. In 1984 trad de ‘borreltafelpoliticus’ Geert Wilders uit de VVD-fractie en begon voor zichzelf. Zijn aanhang maakte sindsdien een gestage groei door, met als voorlopig hoogtepunt (of dieptepunt) de verovering van 24 Tweede Kamerzetels in juni jongstleden, waardoor de PVV de derde partij in Nederland werd. Op het moment dat ik dit schrijf wordt er gepoogd een minderheidskabinet te formeren uit VVD en CDA, dat in de Tweede Kamer een meerderheid achter zich krijgt met gedoogsteun van de PVV.

Bovengenoemde onvrede komt uitvoerig aan de orde in Waarom is de burger boos van Maarten van Rossum.

Wie kent Maarten van Rossum niet? Deze historicus was ooit het Anti-Amerikaanse coryfee van links en vooral anti-Amerikaans Nederland in het roemruchte radioprogramma In de Rooie Haan, waar ik destijds mijns ondanks een fan van was. De laatste jaren lijkt hij wat meer salonfähig geworden en kom je hem regelmatig tegen op radio en televisie. Hij schrijft op dezelfde laconieke manier als hij spreekt.
Van Rossum begint aan te tonen dat het populisme van alle tijden is en laat zien hoe populisten altijd een tegenstelling willen creëren tussen ‘de elite’ en ‘het volk’. De volkswil moet vertaald worden door een charismatisch leider, die deze min of meer instinctief aanvoelt en die wil gaan uitvoeren. Overheid, ambtenaren en politici worden over één kam geschoren als een elite die het volk benadeelt.

Van Rossum geeft enkele voorbeelden van buitenlands populisme, zoals het Poujadisme en Le Pen in Frankrijk en de Deense Volkspartij van Pia Kjaersgaard in Denemarken, waarmee Geert Wilders regelmatig contact schijnt te hebben. Aanhangers van haar partij zien de moslims als een vijfde colonne en de hoofddoek als een symbool van de totalitaire samenleving en de vergelijken de Koran met Mein Kampf. Ze zijn tegen de Euro, tegen de toetreding van Turkije tot de EU, staan pal achter Israël, zijn voor hogere defensie-uitgaven en voor de verzorgingsstaat. Van Rossum sluit niet uit dat Wilders onder haar invloed zijn neoliberale opvattingen heeft vervangen door een plotselinge zorg voor de verzorgingsstaat.

De auteur behandelt eerst de Nederlandse Boerenpartij van Hendrik Koekoek en stipt Hans Janmaat aan die ‘te vroeg kraaide’ over de immigratiekwestie. Vervolgens worden achtereen Fortuyn (deze ‘kraaide precies op het moment dat de zon opkwam! Zelf dacht hij ongetwijfeld dat de zon opkwam omdat hij kraaide’), Verdonk en Wilders uitgebreid en zorgvuldig door de auteur gefileerd, waardoor een weinig meer van hen overblijft en mythes worden ontrafeld. De laatste twee noemt hij pseudo-Fortuyns. Volgens Van Rossum zou het hoogst interessante zaak zijn als Rita Verdonk de strijd met Mark Rutte om het leiderschap van de VVD had gewonnen. De VVD zou dan naar rechts zijn getrokken. Wellicht een aantrekkelijke oplossing voor de Nederlandse democratie, omdat een door Verdonk geleide VVD waarschijnlijk niet in het paranoïde vaarwater terecht zou zijn gekomen waarin de PVV koerst. Hij noemt een opvallend verschil met Fortuyn en met Wilders, aan wie zij uiteindelijk haar zwevende kiezers verloor, het ontbreken van de paranoïde islamofobie in het politieke discours van Verdonk.

Wilders beheerst volgens de auteur het politieke theater tot in de puntjes. Zijn aankondiging van een kritische film over de islam deed alle alarmbellen rinkelen. Het gevolg was dat het publieke debat in Nederland maandenlang door Wilders werd gegijzeld. Als het al niet over de film ging, dan wel over het debat over de film. Die film bleek uiteindelijk een ‘nat klappertje’, een amateuristisch werkstuk waar niemand zich erg over heeft opgewonden. Bij de verkiezingen voor het Europees parlement in 2009 werd de PVV de op een na grootste partij. De anti-EU-retoriek doet het in Nederland nog steeds goed.
De anti-islam opstelling van Wilders en de door deze gepredikte islamangst stoelen volgens de auteur nergens op, want de moslims (‘goed en kwaad’) nemen nog steeds een minderheidspositie in ons land in en dat zal niet snel veranderen. De populisten krijgen de kans in onze parlementaire democratie, maar zijn in wezen antidemocratisch. Ze haten het overlegmodel en de daaruit voortvloeiende compromissen. Alle problemen moeten in één keer worden opgelost. Wie bijvoorbeeld door een afwijkend uiterlijk, zoals een hoofddoekje, laat zien er niet bij te horen moet zich aanpassen of ‘oprotten’. Het boekje is geschreven vóór de recente Kamerverkiezingen, maar Van Rossum speculeert (achteraf juist) dat bij een grote overwinning Wilders wellicht gedoogsteun gaat verlenen aan een conservatief minderheidskabinet.

Fortuyn en zijn navolgers hebben aanzienlijke politieke schade veroorzaakt. Ze hebben het vertrouwen in de parlementaire democratie ondermijnd zonder dat een werkbaar alternatief is geboden. Ongelukkigerwijze valt de populistische logica deels samen met de medialogica, de televisie leent zich bij uitstek voor de populistische stijl. Hoewel ik vergeefs in dit boekje heb gezocht waarom nu eigenlijk de burger boos is, valt dit kennelijk niet in een paar woorden duidelijk te maken, maar uit het zojuist gestelde kunnen we afleiden dat Van Rossum de schuld zoekt bij het populisme en de media. De puinhopenmetafoor van Fortuyn en zijn waanidee van de islamisering zijn door de media in de bloedbaan van de natie geïnjecteerd. We mopperen voort terwijl we het op een na rijkste land van de EU zijn.

Is er een remedie? Volgens Van Rossum moeten we ophouden met de retoriek dat de democratie verder gedemocratiseerd moet worden. Staatsrechtelijke vernieuwingen zoals een gekozen minister-president, bindende referenda en andere maatregelen om de burger meer macht te geven zijn procedurele schijnoplossingen die de democratie niet sterker, maar zwakker maken. Kijk maar naar het disfunctioneren van de staat Californië, die wellicht het meest democratische systeem ter wereld heeft. Niet meer, maar juist wat minder democratie is het beste medicijn voor de crisis van de democratie.

Een vlot geschreven en prima leesbaar boekje, dat stof tot nadenken geeft.

Dit boekje is op 22 september 2010 eveneens uitgebreid besproken worden in het programma Puur Cultuur van MeerRadio. Ook staat er een recensie op de rol voor Bestuursforum.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Politiek. Bookmark de permalink.