Hotel Claremont

Mevrouw Palfrey liegt een kleinzoon

Op de vlucht voor de afdeling geriatrie.

Hotel Claremont bergt, naast een wisselend gezelschap, permanent sjofele handelsreizigers en uitgebluste echtparen op doorreis, drie oude dames en één heer. Ze hebben zich via een kortingsregeling in het hotel gevestigd, allemaal eenzaam, niet meer in staat voor zichzelf te zorgen, als de dood voor het bejaardenhuis en de ‘afdeling geriatrie’, het voorportaal tot de dood. In Hotel Claremont houden ze nog even stand op, maar, zoals één van hen aan de nieuwe bewoner mevrouw Palfrey uitlegt: ‘We mogen hier niet doodgaan’.

Laura Palfrey houdt zichzelf op de been. Ze vertelt haar medebewoners dat ze spoedig bezoek zal krijgen van kleinzoon (en erfgenaam) Desmond en iedereen benijdt haar. Helaas, Desmond komt oma niet bezoeken. Als Mevrouw Palfrey buiten loopt en lelijk valt wordt ze op de been geholpen door Ludo, een jonge, armoedige schrijver in wording. Hij is zo vriendelijk voor haar dat ze hem vraagt te komen dineren. En dan broedt ze het plan uit om Ludo aan haar medebewoners voor te stellen als kleinzoon Desmond. Ludo vindt het een mooie grap en gaat mee in haar idee. Wat mevrouw Palfrey niet weet, is dat de jonge schrijver als hij thuis is aantekeningen maakt over haar en de andere bejaarden. Hij ziet in hen prachtige personages voor de roman die hij schrijft. Ludo komt eten. Waar de gasten het diner in Claremont over het algemeen slecht van kwaliteit vinden, valt Ludo als een jonge wolf aan op al het voedsel wat hij krijgt voorgeschoteld. ‘Hij heeft honger,’ constateert mevrouw Palfrey. Ze besluit haar ‘kleinzoon’ te helpen.

Maar dan komt uiteraard de dag dat de echte Desmond komt opdagen, gestuurd door zijn moeder, mevrouw Palfreys kribbige dochter. Oma ontvangt hem onvriendelijk. Hij hoeft van haar niet meer te komen. Het verbaast hem, hij had op wat warmte gerekend. Zo zie je maar, bij oude mensen is het nooit goed. Er vindt nog een onvoorziene gebeurtenis plaats. Een heer laat zijn bejaarde oog op mevrouw Palfrey vallen. Wat moet zij daar nu weer mee, als eerzame weduwe?

Auteur

Elizabeth Taylor (1912-1975) werd wel ‘de andere Elizabeth Taylor’ genoemd, verwijzend naar haar naamgenote, de beroemde actrice. Deze schrijfster verdiende haar roem op het terrein van de literatuur. Jammer en onbegrijpelijk dat zij zo goed als vergeten was, wat geweldig dat deze uitgever haar naam van het stof ontdoet en deze prachtige karakterroman nu in Nederland op de markt brengt, zoals dat al eerder gebeurde met het verrukkelijke Angel.

 

 

In het moeizame leven van de bejaarden is traagheid troef. Dat komt tot uitdrukking in het taalgebruik en in fraaie archaïsche termen, bijvoorbeeld als één der bewoners rond bedtijd aankondigt: Ik ga naar tante Bedje in de Lakenstraat’. Treurig is de verhuizing van mevrouw Arbuthnot, die tegen mevrouw Palfrey bij aankomst nog zei dat je in Claremont niet mocht doodgaan. Zij vertrekt naar een ‘beter hotel’, maar de tamtam doet zijn werk en zij valt door de mand. Ze is incontinent geworden en moet naar zo’n gevreesd verpleegtehuis. Het hotel wil haar niet meer als gast.

Mevrouw Palfrey liegt tegen de eenzaamheid en verzint een kleinzoon, de medebewoners doen andere dingen om maar niet de indruk te wekken dat zij beklagenswaardig zijn. Iedereen slaakt ’s avonds een zucht van verlichting: ‘Weer een dag ontrukt aan de afdeling geriatrie’.

Dit is een geweldig boek. Zo subtiel geschreven, zo onderhuids van spanning, dat de adem de lezer soms in de keel stokt, uit medeleven, treurnis, plezier om heel kleine dingen, grote bewondering om Taylors schrijfkunst.

Lees Elizabeth Taylor, zij kan zich op haar eigen terrein beslist met haar naamgenote meten.

Elizabeth Taylor – Hotel Claremont. Vertaald uit het Engels (The Estate) door Johannes Jonkers. ISBN 978-94-9216-830-6, 192 pagina’s, €19,95. Elburg: Uitgeverij Karmijn 2018.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Fictie. Bookmark de permalink.