‘Meisjes van Philips’ overleefden de oorlog

PhilipsmeisjevankamtVughtSanne van HeijstPhilips-meisje van Kamp Vught. Haar levensverhaal. ISBN 978-90-450-3136-1, 320 pagina’s, € 21,99. Amsterdam: Atlas Contact 2016.

Hoe Gerda Nothmann en honderden andere meisjes van de dood werden gered.

Negentien jaar was Gerda Nothmann, toen ze, op Valentijnsdag 1946, landde op het vliegveld van New York. Ze had één kleine tas met bagage, ze droeg een jurk en degelijke bruine veterschoenen. Saaie schoenen waren het, niets voor een 19-jarige. Maar Gerda doet niet aan saai en wuft, ze is dolblij dat ze leeft. De andere leden van haar joodse familie zijn dood, allemaal uitgemoord door de nazi’s. Dat Gerda nog leeft heeft ze aan Philips te danken.

Toen Gerda in juni 1943 in Kamp Vught terechtkwam werd zij aangewezen om te gaan werken voor het Philips-Kommando, een selecte groep gevangenen die in de werkplaats van het kamp radiobuizen produceerden voor de Duitse oorlogsindustrie.  Dat werk, als ‘Philips-meisje’ dat kriegswichtige radiobuizen maakte, redde haar leven. En niet alleen dat van haar, maar van honderden anderen.

SannevanHeijstWaarom juist zij dat werk moesten doen? Het elektronicaconcern Philips kreeg een grote order van de SS en de gevangenen moesten dat werk op een koopje verrichten. Vooral ongeschoolde gevangenen waren goedkoop en voor het gemak rekende Philips daartoe alle vrouwen, al waren ze nog zo hoog opgeleid. Ze moesten een soldeertest afleggen om vast te stellen of zij over het noodzakelijke fingerspitzengefühl voor de productie beschikten. Maar, zo was al binnen Philips afgesproken, de uitslag  ‘geslaagd’ stond bij voorbaat vast. Philips redde hiermee tallozen van de dood, een  voordeel waarvoor de leiding van de werkplaats evenmin blind was. Vanaf dat moment waren de Philips-meisjes zo belangrijk voor de industrie dat ze niet meer werden doorgestuurd naar kamp Auschwitz waar hen de gaskamer zou hebben gewacht. Eind goed, al goed? Dat niet. Na een jaar werd de ‘onzichtbare’ Gerda alsnog naar Auschwitz gedeporteerd. Maar haar Philips-baan redde haar opnieuw: zij kon daar, op grond van haar technische ervaring, aan het werk voor Telefunken.

Sanne van Heijst (1980) studeerde bedrijfskunde in Groningen. Daarna ging zij als educatief medewerker aan de slag bij de Stichting Nationaal Monument Kamp Vught. Zij schreef dit boek in opdracht van de Stichting Geschiedschrijving Philips-Kommando Concentratiekamp Vught ’43-’44.

Gerda Nothmann overleefde de oorlog en ging in de Verenigde Staten wonen. Zij stelde haar oorlogsherinneringen op schrift. Van Heijst maakt niet alleen dáárvan gebruik, maar ook van de brieven die Gerda tussen 1939 en 1943 van haar familie uit Berlijn ontving: totdat iedereen werd afgevoerd. I owe my life to working for Philips, schreef Gerda in 1997 in haar memoires.

Van Heijst is diep in de oorlogsarchieven gedoken. Zo ontdekte zij dat liefst 3100 gevangen korte of langere tijd deel hebben uitgemaakt van het Philips-Kommando: 2500 mannen en 900 vrouwen en kinderen. Onder hen in totaal 600 joden. Daarmee heeft ongeveer 10% van alle gevangenen van Kamp Vught het geluk gehad om bij ‘de Philips’ te kunnen werken. Zij overleefden niet allen de oorlog, maar relatief toch vrij veel.

De auteur vertelt niet alleen het verhaal van Gerda Nothmann, maar het hele verhaal van het Philips-Kommando. De lyrische geluiden over de redding door Philips, aldus de auteur, dienen ook wat gerelativeerd te worden. Philips heeft mensenlevens gered en goed werk gedaan, maar de boterham was aan twee kanten besmeerd: het bedrijf had zelf ook voordeel van deze manier van werken.

Ach, misschien is het gewoon mooi, voor de geredden, hun kinderen en kleinkinderen, om de naam van ‘Philips-als-mensenredder’  hoog te houden. Waarom ook niet? Geschiedenis kent altijd twee kanten. Zeker in tijden van oorlog.

Een bijzonder boeiend boek.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Geschiedenis, Tweede Wereldoorlog. Bookmark de permalink.