Schatgraven met een taaldetector

Je moerstaal komt van ver.
Mensen die de Nederlandse taal moeten leren vinden dat meestal een zware opgave. Onze taal zou moeilijk zijn. Aanzienlijk moeilijker dan diegenen die van jongs af aan Nederlands sprekenvoor mogelijk houden. Logisch, wie de taal met de paplepel binnen krijgt vindt taal doodgewoon lekker, dagelijkse kost die naar meer smaakt. Vandaar ook dat de taal altijd in beweging is. Degenen die ons land in de veertiende, vijftiende eeuw bewoonden, spraken ‘Middelnederlands’, we zouden nu de grootste moeite hebben te begrijpen wat zij zeggen.
Gelukkig zijn er geschriften uit die tijd waarin het Middelnederlands is vastgelegd en taalgeleerden die zich hebben gestort op de vertaling van die teksten. Een moeilijke opgave, want heel veel van die oude woorden zijn niet zomaar te herleiden. Ze zijn afkomstig uit allerlei andere talen, niet alleen van de ons omringende landen maar ook bijvoorbeeld uit het Utrechts, het Zeeuws, het Limburgs, het Deventers – er verscheen in 1896 en Woordenboekje van het Deventersch Dialect -en het Zuid-Afrikaans waar de inwoners na volksverhuizingen het Nederlands uit die tijd op eigen wijze vertaalden.
Genoeg veralgemeniseerd. Wie voorbeelden zoekt vindt ze te over in Die goeie ouwe taal, een parel van een boek vol weetjes en opmerkelijke feiten over de Nederlandse taal. De schrijver begint zijn boek met een pagina waarin hij een stamboom van onze taal weergeeft, een lijst die teruggaat tot 3000 voor Christus. Toen was het ‘Proto-Indo-Europees’ de gangbare taal. Deze inmiddels overleden taal is niet alleen de voorouder van het Nederlands, maar ook van het Grieks, Latijn, Frans, Pools, Armeens, Perzisch en Hindi. Van daaruit vinden er splitsingen plaats om uiteindelijk terecht te komen bij onze huidige taal.
De schrijver trakteert ons vervolgens in 101 stukjes op allerlei verrassende weetjes over onze taal. Hij begint met een taalquiz, altijd leuk want iedereen wil wel even zijn eigen kennis testen. Goed, de eerste vraag uit de reeks van tien, Welk woordentweetal heeft dezelfde oorsprong: A. eekhoorn en het Engelse acorn. B. kinderen en het Engelse children. C. fatsoen en het Engelse fashion. D. woud en het Engelse wood? Weet u het? Dit is het antwoord: C. Voor tekst en uitleg zult u verderop in het boek te rade moeten gaan.
Auteur
Yoïn van Spijk (1991) studeerde Italiaans en taalwetenschap aan de Universiteit Utrecht. Hij is docent ‘Nederlands als tweede taal’ en schrijft over taalontwikkeling op sociale media en op zijn website Taal aan de wandel. Zijn grote belangstelling voor de oorsprong van de taal ontstond toen hij als kind een etymologisch woordenboek in handen kreeg en werd gefascineerd door de inhoud. Het gaat hem er niet zozeer om waar de taal ‘goed of fout’ is, maar waar basis van taal ligt en hoe onze woordenschat sinds die beginfase veranderd is, ‘aan de wandel is gegaan’. Vandaar waarschijnlijk ook de naam van zijn website.
Zoals aangegeven, dit boek bevat 101 stukjes over taal. Wie aan het lezen slaat met het plan uit de aardigste te citeren, wordt voor een onmogelijke opgave gesteld. Ieder stukje is ‘citerenswaardig’, bevat verrassende vondsten en feiten en wekt ‘hoe-bestaat-hets’ op.
Er zit dus niet anders op dan dit boek aan taalliefhebbers van harte aan te bevelen met het advies niet achter elkaar aan het lezen te slaan, maar lekker te gaan grasduinen. Dit is een boek voor wc-lezers, korte-moment-lezers, voor-het-slapen-gaan-lezers, kortom: lezers die mét Yoïn van Spijk willen schatgraven in de bodem van de taal.
Van Spijk is uw taaldetector, u hoeft zijn gevonden schatten alleen nog maar op te rapen.
Veel plezier met dit kleine juweel.
Yoïn van Spijk – Die goeie ouwe taal. ISBN 978-90-263-6997-1, 319 pagina’s, € 22,99. Amsterdam: Ambo | Anthos 2025.