Wat taal zegt over wie we zijn

Het Nederlands is een levende taal.
De taalwetenschapper Khalid Mourigh deed een uitgebreid onderzoek naar de taal die in Nederland wordt gesproken. Daarbij gaat het niet over het Standaard Nederlands. Wat uit zijn onderzoek blijkt is dat er een grote variatie bestaat in de taal die in Nederland wordt gesproken, afhankelijk van plaats, streek of bevolkingsgroep. Zijn aandacht gaat ook uit naar het Marokkaans-Nederlands, in het bijzonder het Tamazight, de taal die hij thuis sprak. Hij reisde speciaal naar Marokko om die taal nader te onderzoeken. De meeste aandacht gaat uit naar de straattaal. Daarbij gaat het niet alleen om de woorden, maar ook om het accent van de jongeren met een Marokkaanse achtergrond en de oorsprong van de Surinaams-Nederlandse omkeertaal.
Auteur
Khalid Mourigh (1981) is taalkundige en werkt bij het Meertens Instituut. Hij doet onderzoek naar Tamazight en naar Nederlandse straattaal. In 2012 schreef hij De gast uit het Rifgebergte.
In het eerste hoofdstuk vertelt Khalid over zijn persoonlijke achtergrond. Hij groeide op in de Papendrechtse polder. In Papendrecht had men een specifieke tongval die hoort bij het Alblasserwaards. In dit gebied waren er nog tal van variaties. Mourigh groeide op in een meertalige omgeving. In een moskee in Dordrecht kreeg hij Arabische les. Hij moest Koranverzen opdreunen in het Standarabisch. Als jong kind sprak hij Riffijns-Tamazight en Nederlands en hoorde hij Marokkaans-Arabisch in de moskee. Tijdens een taalreis naar her Rifgebergte bestudeerde en leerde hij Ghomara-Tamazight. Hij vroeg zich af: ‘Wat is eigenlijk mijn thuistaal?
Mourigh, nu een ontwikkeld man is en taalkundige, wordt nog regelmatig geconfronteerd met vooroordelen. Met zijn Marokkaanse achtergrond verwacht men een bepaald taalgebruik met een afwijkend accent en een afwijkende zinsbouw. Vaak maakt hij mee dat hem wordt gezegd: ‘Wat spreek je goed Nederlands’. Hij vindt deze scheve argumenten heel vervelend.
In een apart hoofdstuk beschrijft Khalid dat hij naar Marokko ging om Tamazight te onderzoeken. Het is een vermakelijk verslag. Zeker zijn tocht naar het dorp Iraben. Zijn vele medepassagiers kwamen van de markt. Zij namen veel spullen mee: zakken, tassen en twee geiten. Er werden ook spullen op het dak geladen. Daar namen ook enkele mannen plaats. Arme vering. Gelukkig wordt het plaatsje zonder pech of ongelukken bereikt.
Aanvankelijk wordt hij niet vertrouwd. Men zag in hem een overheidsambtenaar die foto’s ging maken van de lokale hasj. Toen ze merkten dat hij alleen maar rare vragen stelde over woorden en zinnen werd hij vertrouwd. De meeste ouderen waren analfabeten. Ze konden geen namen opzoeken in hun telefoon. Die telefoons stonden op de raarste talen ingesteld: Russisch, Chinees, Hindi. Khalid hielp de mensen om de telefoon op de oorspronkelijke taal in te stellen. Soms stond er een hele rij van hulpzoekenden. Ondertussen probeerde hij een woordenlijst op te stellen.
Het onderzoek naar straattaal was niet zo eenvoudig. Khalid moest met jongeren in gesprek komen, maar dat was moeilijk omdat hij ouder was en hoger opgeleid. Daardoor bestond de kans dat de jongeren expres zo formeel mogelijk gingen praten. Hij zocht ze op in het buurthuis, op straat, bij school en in een taekwondoschool. Zijn onderzoek ging over de klanken van de straattaal, de woordenschat en de grammatica. Als plaats van onderzoek koos hij voor Gouda, omdat daar het hoogste percentage Marokkaanse Nederlanders woont. Gedurende drie jaar voerde hij, gewapend met een audiorecorder, gesprekken met tientallen Marokkaans-Nederlandse jongeren in de Goudse straten.
Bij zijn bespreking van de straattaal gaat de schrijver grondig te werk. Hij geeft talrijke voorbeelden. Bijvoorbeeld een lied van de repper Sevn Alias.
Ik heb nooit stress om een kip
Wilt zij mij niet, broer dan wordt ze geskipt
Ik heb toch liever die money dan kehbas.
Overigens ontdekte Khalid dat het aantal Marokkaanse woorden in de straattaal vrij beperkt is. Terwijl er volop geleend wordt uit het Surinaams en het Engels, blijven de leenwoorden uit het Marokkaans-Arabisch en Tamazight beperkt tot een aantal scheldwoorden en partikels. Het woordje kech (hoer) is algemeen bekend.
Partikels zijn kleine woordjes zonder betekenis die toegevoegd worden aan een zin. Bekend is het woord wash. Het is een partikel dat een vraagzin inluidt, vergelijkbaar met het Franse est-ce-que. De straattaal kent ook veel Surinaamse woorden. Voorbeelden: Loesoe (weg), osso (huis), faja (erg vies), tata (Nederlander). Ook wordt aandacht besteed aan accenten en uitspraak. Tenslotte gaat het nog over grammaticale afwijkingen zoals een mooie tafelkleed en die bruggetje. Kunt u misschien komen? Voor maken die band.
Behalve over taal gaat het ook over discriminatie. Marokkaanse jongeren hebben maar een bescheiden kans op stageplekken of baantjes. Ze kunnen alleen maar pizza’s bezorgen of werken in een vleeswarenbedrijf omdat Nederlanders daar niet willen werken. Met een Marokkaans accent kun je bij een callcenter wel claimen dat je Paul heet, maar niemand zal je geloven. Als je Khalid heet en je cv is exact hetzelfde als van Paul word je niet uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek.
Denkend aan Hollands is een serieus boek dat berust op grondig onderzoek. Het aantal bronnen is indrukwekkend. De conclusie kan wel zijn dat de Nederlandse taal heel gevarieerd is en dat er voortdurend veranderingen optreden.
Khalid Mourigh – Denkend aan Hollands. ISBN 978-94-9452-197-9, 143 pagina’s, € 14,99. Amsterdam: Uitgeverij Cossee 2025.