Keepers zijn gek

Sterke verhalen en anekdotes over uitstekende en slechte, bekende en onbekende keepers en alles van daartussen zit

Ook een keeper is maar een mens.

Een keeper kan wedstrijden winnen of verliezen voor zijn team. In het eerste geval krijgt hij een waarderend schouderklopje. In het laatste geval wordt hij regelmatig uitgejouwd, uitgescholden en soms bij herhaling in een televisiedocumentaire voor kutkeeper uitgemaakt door zijn trainer.

In dit boek passeren een verschillende keepers de revu. Onder hen bekende namen als Oliver Kahn, Gert Bals, Fabien Barthez, Joop Hiele, Paul van der Meeren, Claudio Taffarel, Arthur Lekbello, Ton Thie, Azing Griever, Giabluigi Buffon en Heinz Stuy.

Auteur

Leo Oldenburger is, hoe kan het ook anders, voormalig jeugdkeeper van Emmen. Ook zijn zoon is keeper. Hij werkt voor Fox Sports en schreef een aantal sportboeken, waaronder het grote keepersboek.

Veel keepers laten zich door niemand iets zeggen. Zoals André van Greven, voormalig eerste keeper van PSV en FC Twente. Die wist zodanig goed positie te kiezen dat hij bijna nooit nooit hoefde te duiken, waar hij een grote hekel aan had.

Carlo l’Ami reisde met een camper het land door, op zoek naar een club. In het betaald voetbal stond hij onder de lat bij Excelsior, PSV, SVV, Dordrecht, Heracles, Sparta, Heerenveen, Cambuur, Telstar en Feyenoord. Soms als eerste keeper, maar veel vaker nog als tweede keeper, maar veel vaker nog als tweede of zelfs nog derde keus. Een sluitpost, ook op de begroting. Niet de meest getalenteerde van alle keepers in die periode, maar wel steevast de meest toegewijde.

De flamboyante en fanatieke Oliver Kahn werd verschillende keren uitgeroepen tot de beste keeper ter wereld. Dat weerhield hem er niet van altijd boos te kijken. Altijd boos. Soms op zichzelf, zltijd op een ander. Op die klootzak van een scheidsrechter, dat misbaksel van een aanvaller. Die prutser van een ploeggenoot. Ze konder er allemaal geen reet van.

Ook Toni Schumacher kon schreeuwen en schelden. Maar hij blijft iedereen bij van zijn ongenadig harde botsing met de Fransman Patrick Battiston, die nota bene de bal had geraakt. Het gebeurde tijdens de halve finale van het wereldkampioenschap voetbal in de wedstrijd tussen Frankrijk en West-Duitsland. Scheidsrechter Charles Corver greep niet in. Onbegrijpelijk. Battiston loopt blijvend letsel aan zijn rug op. Jaren later ‘wint’ Schumacher de Franse verkiezing van de meest gehate Duitser aller tijden. Adolf Hitler wordt tweede.

Paul van der Meeren was al tijden gestopt met voetballen toen zijn oude club Telstar een beroep op hem deed, want alle keepers konden niet spelen. Zo keerde hij voor één wedstrijd terug tussen de palen en werd daarmee met 47 jaar de oudste speler ooit in het Nederlands betaald voetbal.

Veel van de keepersverhalen verhalen zijn eerder negatief dan positief en hebben lang niet altijd met het voetballen an sich te maken. Kleedkamerhumor is daarbij een grensgeval.

Persoonlijk had ik liever wat mooie keepersverhalen gelezen en die zijn er genoeg, bijvoorbeeld over Frans de Muck, Eddy Pieters Graafland en Jan van Beveren. En ik hoef niet zo nodig te lezen welke mij onbekende keepers er in de gevangenis zijn beland en waarvoor. Het boek bevat verder veel flauwe anekdotes, waarvan het allerminst vaststaat, de auteur geeft het toe, of ze echt gebeurd zijn.

Een gemiste kans.

Leo Oldenburger – Keepers zijn gek. Het definitieve bewijs aan de hand van de mooiste verhalen uit de voetbalgeschiedenis. ISBN 978-90-6797-069-3, 237 pagina’s, € 14,99. Utrecht: Voetbal International 2018.

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Voetbal. Bookmark de permalink.