In ruil voor pillen

IkkomterugAdriaan van Dis – Ik kom terug. ISBN 978-90-254-4346-7, 288 pagina’s, € 19,99. Amsterdam: Atlas Contact 2014.

Ontboezemingen van een moeder die nooit heeft willen huilen.

Adriaan van Dis heeft drie bruine halfzusjes. En een moeder natuurlijk. Maar waar Van Dis zich als naoorlogs kind het Indië van de zusjes eigen maakte, maakte hij aan zijn moeder nooit veel woorden vuil. Want ‘mammie’ was geen liefdevolle moeder, geen moeder zoals hij zich gewenst had. Adriaan en moeder staan vaak recht tegenover elkaar: als ze in Ik kom terug bijvoorbeeld beiden trekken aan een grote kist met inhoud: moeders leven in beeld gebracht in brieven en oude foto’s. De zoon laat uiteindelijk los. Moeder triomfeert. De kist blijft nog jaren dicht.

Maar op een dag, als moeder inmiddels in het verzorgingshuis zit, roept ze zoonlief bij zich. Hij moet haar, op haar 98ste verjaardag, meenemen naar de plaats waar ze is geboren.

En moeder heeft ook nog een voorstel: Adriaan is toch altijd zo nieuwsgierig geweest naar de inhoud van de kist? Goed. Zíj zal praten en vertellen, dan mag hij haar verhalen opschrijven. Maar ze vraagt er wel iets voor terug: Adriaan moet haar pillen bezorgen. Pillen waarmee ze dood kan gaan. Moeder heeft haar tijd gehad. Ze wil niet langer leven.

AdriaanvanDisAdriaan van Dis (1946) neemt als schrijver de waarheid altijd bij de hand. Waar hij als auteur een zijpad inslaat, is dat meer om het proza te dienen dan om de waarheid geweld aan te doen. Met dit boek over zijn moeder – mammie – heeft Van Dis daarom een zware taak de schouders genomen. Want de verhalen die zijn moeder vertelt, komen weliswaar uit de kist, maar zijn moeder hanteerde al levenslang als mantra Er zit vaak niets anders op dan je gelukkig te liegen. En waar de zoon in dit verhaal nu juist de pure waarheid zoekt, is het mammies vreugde om de waarheid geweld aan te doen en haar verhalen voorzien van bladgoud naar buiten te brengen. De schrijver lijkt plots op zijn moeder.

Gevolg is dat Adriaan van Dis de vergulde memoires van zijn moeder schrijft en daar al schrijvend het bladgoud weer af krabt. Dat levert schrijnend proza op, soms zó dodelijk eerlijk dat de lezer een brok in de keel krijgt:

Als puber had ik gelezen dat gevangenen in hun eenzaamheid troost zochten bij hun eigen hand en om de opwinding groter te maken eerst een kwartier op die hand gingen zitten ….. als ze zich dan met die hand beroerden was het of een ander hen aanraakte.

(….) Adriaan probeert dat ook. En dan: De hand zocht mij, nee, niet daar waar gewoonlijk de opwinding van een veertien- , vijftienjarige broeit, maar hij kroop over mijn wang, mijn nek, hij kroop onder mijn hemd, streelde mijn blote schouder en ik verbeeldde mij dat het mijn moeder was. Ik hield van die hand. Ik moest huilen.

De jongen zoekt zijn moeder. De moeder kijkt niet naar hem om.

Maar als ze de zoon haar verhaal vertelt komt er een vreemde tot leven. Flinkzijn had moeder hem altijd gezegd. Moeder was ook altijd flink geweest, dat was háár manier van overleven. Maar nu moeder niet meer leven wil, nu ze aftakelt, vlak voor de dood staat, lijkt ze opeens zijn moeder niet meer. Wat moet hij met haar en haar verhalen?

Maar Van Dis is en blijft schrijver. De verhalen van zijn lastige, vaak zo liefdeloze moeder fascineren hem. En waar ze hem in vroeger jaren angst en afkeer inboezemde, wordt hij nu naar die pratende vrouw toegetrokken.

Houdt hij dan toch van haar? Soms. Niet altijd. Maar mocht hij op zijn eigen, onhandige manier door gevoelens van vertedering bevangen worden, dan doet mammie weinig moeite die liefde vast te houden. Ze belt haar zoon op de meest ongelegen momenten. Ze bestelt koek, bonbons. Ze is lastig. En ze eindigt dergelijke telefoongesprekken strijk en zet met een herinnering: ‘En de pillen? Denk je nog aan de pillen? Of zullen we naar Zwitserland gaan?’ Moeder denkt dat in Zwitserland ‘euthanasie-pillen’ vrij verkrijgbaar zijn. Dus – zo heeft ze bedacht – ze zou met haar zoon naar Zwitserland kunnen gaan en de pillen dan in een hotelkamer kunnen innemen. Met Adriaan erbij. Dat wel.

De zoon sust: Ik zal haar verlossen. Verlossen van verhalen, en als ik flink ben zal ik haar verlossen van het leven en haar hand vasthouden.

Adriaan van Dis (1946) behoeft geen brede introductie. Hij debuteerde in 1983 met Nathan Sid. Het bekroonde Indische duinen was zijn doorbraak naar het grote publiek. Daarna schreef hij talloze prachtige romans, waarin waarheid en fictie vervlochten werden. Veel ervan zijn in andere talen vertaald. Van Dis presenteerde het eerste en tot nu toe beste tv-programma over boeken en schrijvers en voor de VPRO was hij gastheer bij Zomeravondgasten. Bovendien maakte hij boeiende tv-documentaireseries over Zuid-Afrika en Indonesië.

Ik kom terug is een heel bijzonder boek. Het is wel en niet ‘een echte Van Dis’. De schrijfstijl en toon zijn echt Van Dis, het verhaal niet. Een zoon schrijft de memoires van zijn koude en niet zo sympathieke moeder. Dat vergt moed en die toont Van Dis. Hij kleurt zijn moeder vervolgens in sepia in: hij geeft mammie een vest tegen de kou. Het boek is boeiend, onthutsend eerlijk, hartverscheurend en prachtig geschreven.

Ieder boek van Van Dis vind ik weer beter dan het vorige. Dat geldt ook voor Ik kom terug.

Het boek is tevens genoemd als leestip voor de komende feestdagen in het programma Puur Cultuur van MeerRadio op woensdag 10 december 2012.

 

Dit bericht is geplaatst in Alle Boeken, Biografie. Bookmark de permalink.